De zaak in het kort
In deze zaak stond de aansprakelijkheid van Stichting Ymere, de eigenaar van appartementen boven een restaurant, centraal. De verhuurder van het restaurant, hier aangeduid als [appellant], stelde Ymere aansprakelijk voor schade door diverse lekkages die tussen januari 2018 en juli 2020 in zijn restaurant plaatsvonden. De rechtbank had eerder een vonnis uitgesproken waarbij slechts een deel van de schadevergoeding werd toegekend. [appellant] ging in hoger beroep tegen dit vonnis, terwijl Ymere het vonnis juist bevestigd wilde zien. De kern van de zaak betrof de vraag of Ymere als bezitter van een gebrekkige opstal verantwoordelijk gehouden kon worden voor de lekkages, en of het handelen van een oude huurder van Ymere aan haar toegerekend kon worden.
Het verloop van het proces en de feiten
[appellant] is in hoger beroep gekomen tegen een vonnis van de rechtbank Amsterdam. Hij huurt een bedrijfsruimte waar hij een restaurant runt, en Ymere is eigenaar van de bovengelegen appartementen. In de periode van januari 2018 tot juli 2020 traden er zes lekkages op waarvan [appellant] schade ondervond. De klachten over deze lekkages werden doorgegeven aan de VvE en Ymere, maar er werden verschillende oorzaken vastgesteld, variërend van een gesprongen leiding door vorst tot gebrekkige badkamerinstallaties.
De rechtbank had eerder geoordeeld dat Ymere niet aansprakelijk was voor de eerste drie lekkages, maar wel voor de lekkages in december 2018 en juli 2020. Voor deze laatste lekkages werd een beperkte schadevergoeding toegekend. [appellant] stelde in hoger beroep dat Ymere ook voor de eerdere lekkages aansprakelijk was en dat de schadevergoeding te laag was vastgesteld. Ymere betwistte dit en stelde dat de appeldagvaarding nietig zou moeten zijn vanwege een fout in de datum, maar het hof verwierp dit beroep.
De beslissing van de rechtbank.
Het hof oordeelde dat Ymere niet aansprakelijk was voor de lekkages van januari en maart 2018 doordat deze werden veroorzaakt door omstandigheden buiten hun controle, zoals een gesprongen leiding door vorst veroorzaakt door een oude huurder. Ook voor de lekkage in mei 2018 hield het hof Ymere niet aansprakelijk, omdat deze te wijten was aan een gemeenschappelijk deel van het gebouw dat niet onder hun beheer viel.
Wat betreft de lekkages in december 2018 en juli 2020, waarvoor Ymere wel aansprakelijkheid werd toegekend, werd de schadevergoeding door het hof niet verhoogd. Het hof vond dat [appellant] onvoldoende bewijs had geleverd voor een hogere schadevergoeding, met name omdat het rapport waarop hij zich baseerde betrekking had op een andere lekkage met een andere oorzaak.
De overige vorderingen van [appellant], waaronder eisen voor herstel van leidingen en kitwerk, werden afgewezen vanwege een gebrek aan duidelijkheid en grondslag. Tot slot oordeelde het hof dat [appellant] de kosten van het hoger beroep moest dragen omdat hij in het ongelijk was gesteld.
In het geheel werd het vonnis van de rechtbank bekrachtigd en de vorderingen van [appellant] in hoger beroep afgewezen. Deze zaak onderstreept het belang van gedetailleerde bewijsvoering in aansprakelijkheidskwesties en de complexiteit van eigenaarschap en verantwoordelijkheid binnen gesplitste gebouwen.
Lees de originele uitspraak hier.
Disclaimer: Deze samenvatting is automatisch gegenereerd en kan daardoor fouten bevatten.
Raadpleeg altijd de originele uitspraak.