De zaak in het kort
De rechtbank Den Haag heeft een beslissing genomen in een geschil tussen Bezu Vastgoedservice B.V. en een eenmanszaak, waarbij de kern van het geschil draaide om een aannemingsovereenkomst voor het leveren en plaatsen van kozijnen. Bezu vorderde terugbetaling van een reeds betaald bedrag, omdat de eenmanszaak, hierna [handelsnaam], de kozijnen niet had geplaatst zoals afgesproken. [Handelsnaam] voerde aan dat zij de kozijnen pas hoefde te plaatsen na volledige betaling van een openstaande factuur, maar de rechtbank oordeelde anders. De rechtbank stelde Bezu in het gelijk en oordeelde dat de overeenkomst rechtsgeldig was ontbonden wegens een tekortkoming van [handelsnaam].
Het verloop van het proces en de feiten
Bezu Vastgoedservice B.V., gevestigd in Rotterdam, trad op als eiseres in conventie, terwijl de eenmanszaak van [handelsnaam] als gedaagde in conventie en eiseres in reconventie optrad. De procedure begon met een dagvaarding op 20 juni 2024, en de mondelinge behandeling vond plaats op 31 december 2024. Tijdens deze zitting werden de standpunten van beide partijen toegelicht.
Bezu had een aannemingsovereenkomst gesloten met een Vereniging van Eigenaren (VvE) voor het vervangen van kozijnen in een appartementencomplex. Bezu schakelde vervolgens [handelsnaam] in als onderaannemer om de kozijnen te leveren en te plaatsen. [Handelsnaam] had eerder werkzaamheden voor Bezu verricht en hiervoor facturen gestuurd. Het geschil ontstond toen [handelsnaam] de kozijnen niet plaatste, ondanks eerdere schikkingen en afspraken. Bezu had op basis van deze tekortkoming de overeenkomst buitengerechtelijk ontbonden.
De beslissing van de rechtbank
De rechtbank oordeelde dat [handelsnaam] inderdaad tekort was geschoten in de nakoming van haar verplichtingen, aangezien zij de kozijnen niet had geplaatst, hetgeen de kern van de overeenkomst betrof. De rechtbank benadrukte dat de afspraken niet alleen betrekking hadden op de levering, maar ook op het plaatsen van de kozijnen, zoals ook bleek uit de facturen en e-mailcorrespondentie.
[Handelsnaam] had aangevoerd dat zij haar verplichtingen had opgeschort totdat Bezu de openstaande factuur had betaald. De rechtbank verwierp dit verweer, aangezien het niet aannemelijk was dat Bezu de volledige betaling moest doen voordat [handelsnaam] de werkzaamheden had voltooid. De rechtbank stelde Bezu in het gelijk dat de overeenkomst op 1 juni 2023 rechtsgeldig was ontbonden en dat [handelsnaam] verplicht was de reeds betaalde som van € 29.675,25 terug te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 7 juni 2023.
In reconventie werd de vordering van [handelsnaam] afgewezen, omdat zij geen werkzaamheden had verricht. De rechtbank veroordeelde [handelsnaam] in de proceskosten van Bezu, die werden begroot op € 5.144,37. Het vonnis werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat inhoudt dat het direct ten uitvoer gelegd kan worden, ongeacht een eventueel hoger beroep. Hiermee bekrachtigde de rechtbank de rechtsgeldigheid van de door Bezu gedane buitengerechtelijke ontbinding van de overeenkomst.
Lees de originele uitspraak hier.
Disclaimer: Deze samenvatting is automatisch gegenereerd en kan daardoor fouten bevatten.
Raadpleeg altijd de originele uitspraak.