De zaak in het kort
In deze juridische kwestie heeft de rechtbank Amsterdam geoordeeld over een beroep van een eiseres tegen de vastgestelde WOZ-waarde van haar woning voor het belastingjaar 2023. De WOZ-waarde was door de heffingsambtenaar van de gemeente Amsterdam vastgesteld op € 967.000,-. De eiseres maakte bezwaar tegen deze vaststelling, maar de rechtbank heeft haar beroep ongegrond verklaard.
Het verloop van het proces en de feiten
Op 25 februari 2023 ontving de eiseres een gecombineerde aanslag waarin de WOZ-waarde van haar woning aan de [adres] in Amsterdam voor het belastingjaar 2023 werd vastgesteld op € 967.000,-. Deze waardering resulteerde tevens in een aanslag voor de onroerendezaakbelasting voor dat jaar. De eiseres maakte bezwaar tegen de vastgestelde WOZ-waarde, maar de heffingsambtenaar handhaafde de waarde in een uitspraak op bezwaar op 20 november 2023. De eiseres besloot daarop een beroep in te stellen.
De rechtbank behandelde het beroep op 10 oktober 2024. Tijdens de zitting waren aanwezig de gemachtigde van de eiseres, de heffingsambtenaar en andere betrokken partijen. De kern van het geschil draaide om de vraag of de heffingsambtenaar op juiste wijze rekening had gehouden met de onderhoudsreserves van de Vereniging van Eigenaren (VvE) in de referentieobjecten bij het vaststellen van de WOZ-waarde.
De heffingsambtenaar had een standaardcorrectie van 2% toegepast op de koopsommen van de referentieobjecten om rekening te houden met de VvE-onderhoudsreserves. De eiseres betoogde dat deze correctie niet voldeed, omdat de koopovereenkomsten en leveringsaktes, die inzicht zouden bieden in de daadwerkelijke VvE-reserves, niet waren bijgevoegd. Zij stelde dat deze documenten als op de zaak betrekking hebbende stukken beschouwd moesten worden volgens artikel 8:42 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
De heffingsambtenaar verdedigde de gehanteerde werkwijze door te stellen dat de 2% correctie in 99 van de 100 gevallen leidt tot een hogere aftrek dan de werkelijk aanwezige VvE-reserves. Hoewel de heffingsambtenaar aangaf dat deze werkwijze inmiddels was aangepast om rekening te houden met hogere werkelijke VvE-reserves, gold deze nieuwe methode niet voor de zaak van de eiseres.
De beslissing van de rechtbank
De rechtbank oordeelde dat de beroepsgrond van de eiseres niet slaagde. De heffingsambtenaar had tijdens de zitting de werkwijze en de totstandkoming van het standaardcorrectiepercentage van 2% uitgebreid toegelicht. De eiseres had niet aangetoond dat deze werkwijze in haar geval tot een onjuiste of te lage aftrek leidde. De rechtbank vond de werkwijze van de heffingsambtenaar voldoende inzichtelijk en niet onrechtmatig.
Omdat de correctie van de VvE-reserves niet was berekend op basis van de specifieke koopovereenkomsten of transportaktes, waren deze documenten volgens de rechtbank geen op de zaak betrekking hebbende stukken onder artikel 8:42 van de Awb. Andere beroepsgronden van de eiseres, zoals de staat van de keuken en badkamer, het duurzaamheidsniveau van de woning en het ontbreken van een spouwmuur, werden niet behandeld omdat deze door de eiseres tijdens de zitting waren ingetrokken.
De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond, wat betekende dat de vastgestelde WOZ-waarde van de woning in stand bleef. De eiseres kreeg het betaalde griffierecht niet terug en ontving geen vergoeding voor haar proceskosten. Partijen die het niet eens zijn met deze uitspraak kunnen binnen zes weken na de verzending van de uitspraak hoger beroep instellen bij het gerechtshof Amsterdam. Dit kan zowel digitaal als per post. Indien de zaak spoedeisend is, kan tevens een voorlopige voorziening worden gevraagd bij de voorzieningenrechter van het gerechtshof Amsterdam.
Lees de originele uitspraak hier.
Disclaimer: Deze samenvatting is automatisch gegenereerd en kan daardoor fouten bevatten.
Raadpleeg altijd de originele uitspraak.