De zaak in het kort
In deze civiele procedure bij de rechtbank Gelderland staat een verzoek van [verzoekster] centraal, die het ontslag van [verweerder] als bestuurder van de Vereniging van Eigenaars (VvE) van een appartementencomplex nastreeft. Het verzoek omvat tevens de uitschrijving van [verweerder] uit het handelsregister, de inlevering van de bankpas en een geldelijke vergoeding van € 25.000,00. De rechtbank wijst het verzoek af omdat [verzoekster] niet de juiste procedure heeft gevolgd. Tevens wordt zij veroordeeld tot het betalen van de proceskosten van [verweerder].
Het verloop van het proces en de feiten
De zaak komt voort uit een conflict binnen de VvE van een appartementencomplex genaamd [naam gebouw], bestaande uit negen appartementen. [verzoekster] en [verweerder] zijn beiden bewoners van dit complex. Het bestuur van de VvE bestaat uit [naam 1] als voorzitter en [verweerder] als secretaris/penningmeester.
[verzoekster] heeft een verzoekschrift ingediend bij de rechtbank met het verzoek om [verweerder] uit zijn functie als bestuurder te verwijderen. Zij verwijt [verweerder] diverse vormen van wangedrag in zijn rol als bestuurslid. Tijdens de mondelinge behandeling, die plaatsvond op 12 maart, hebben beide partijen hun standpunten toegelicht.
Hoewel [verzoekster] het verzoek heeft ingediend, blijkt tijdens de zitting dat het ontslag van [verweerder] nooit formeel is geagendeerd in een vergadering van de VvE, noch is er ooit over gestemd. De wet en het reglement van de VvE vereisen dat een dergelijk besluit alleen kan worden genomen door de vergadering van eigenaars, en dat een bestuurslid kan worden ontslagen door het orgaan dat hem heeft benoemd. Dit betekent dat een verzoek tot ontslag gericht moet zijn aan de VvE en niet persoonlijk aan de bestuurder.
Daarnaast heeft [verzoekster] verzocht om een vergoeding van € 25.000,00 van [verweerder], maar hiervoor ontbreekt de onderbouwing en de bevoegdheid van [verzoekster] als individuele eigenaar om een dergelijke vordering in te stellen.
De beslissing van de rechtbank
De kantonrechter in Zutphen beoordeelt het verzoek van [verzoekster] als niet-ontvankelijk. De rechtbank legt uit dat [verzoekster] haar verzoek had moeten richten aan de VvE en niet rechtstreeks aan [verweerder]. De beslissing is gebaseerd op het feit dat er geen formeel besluit is genomen door de VvE om het ontslag van [verweerder] te agenderen of erover te stemmen. Er is dus geen sprake van een geweigerde medewerking of toestemming door de VvE, zonder redelijke grond, wat een voorwaarde is voor een rechterlijke machtiging volgens artikel 5:121 lid 1 BW.
Het verzoek tot uitschrijving van [verweerder] uit het handelsregister wordt opgevat als een verzoek tot ontslag, en omdat dit verzoek niet langs de juiste procedurele weg is gegaan, kan het niet worden behandeld.
Het verzoek van [verzoekster] om [verweerder] te veroordelen tot het betalen van € 25.000,00 wordt eveneens afgewezen. De rechtbank oordeelt dat [verzoekster] als individuele eigenaar niet bevoegd is om een dergelijke vordering in te stellen zonder specifieke onderbouwing van de aansprakelijkheid van [verweerder] als bestuurslid.
Als gevolg hiervan wordt [verzoekster] in de proceskosten veroordeeld. De rechtbank stelt deze kosten vast op € 543,00, zijnde het salaris van de gemachtigde van [verweerder].
De uitspraak benadrukt het belang van het volgen van de juiste procedures binnen de structuur van een VvE en de wettelijke eisen voor het ontslag van een bestuurder. De zaak illustreert ook de noodzaak voor individuele leden van een VvE om hun verzoeken en klachten volgens de juiste kanalen te adresseren en voldoende juridische gronden en bewijs aan te dragen voor hun claims.
Lees de originele uitspraak hier.
Disclaimer: Deze samenvatting is automatisch gegenereerd en kan daardoor fouten bevatten.
Raadpleeg altijd de originele uitspraak.