De zaak in het kort
In deze zaak staat een conflict tussen een appartementseigenaar, [appellant], en de Vereniging van Eigenaars (VvE) van een woonzorgcomplex centraal. Het geschil draait om de verdeling van servicekosten. De splitsingsakte van het gebouw bepaalt dat deze kosten naar breukdelen moeten worden verdeeld, maar sinds 2001 werden ze gelijkelijk over de eigenaren verdeeld. [appellant] eist terugbetaling van de te veel betaalde servicekosten over de periode van augustus 2015 tot en met augustus 2020. De kantonrechter heeft zijn vordering afgewezen, maar in hoger beroep oordeelt het gerechtshof dat de VvE de onverschuldigd betaalde kosten moet terugbetalen aan [appellant].
Het verloop van het proces en de feiten
[appellant] is sinds 2014 eigenaar van een appartement in een gebouw dat gesplitst is bij een akte van 2000, waarin de verdeling van servicekosten naar breukdelen is vastgelegd. Echter, sinds de bewoning van de appartementen in 2001, zijn de kosten gelijkelijk verdeeld, wat afwijkt van de verdeling in de splitsingsakte. In 2020 wordt [appellant] zich bewust van deze onjuiste verdeling en vordert hij terugbetaling van € 3.874,20, de te veel betaalde servicekosten. Hij eist ook € 512,42 aan buitengerechtelijke kosten.
De VvE heeft het besluit genomen om de splitsingsakte aan te passen, zodat de kosten gelijkelijk verdeeld kunnen worden. Dit besluit werd in september 2020 aangenomen, maar [appellant] en andere eigenaren hebben bezwaar gemaakt. Zij vorderden vernietiging van dit besluit in een andere procedure, waarover het hof ook oordeelde dat het besluit nietig was wegens onvoldoende stemverhouding.
In het hoger beroep dat [appellant] tegen de afwijzing van zijn vordering door de kantonrechter heeft ingesteld, voert de VvE aan dat de gelijkelijke verdeling redelijk is gezien de gemeenschappelijke ruimtes. Ook betoogt de VvE dat de breukdelen in de splitsingsakte willekeurig zijn en niet op een logische basis berusten. Het hof wijst deze argumenten van de hand, omdat de breukdelen wel degelijk een logische basis hebben, zoals de grootte van de appartementen en de aanwezigheid van buitenruimtes.
De beslissing van de rechtbank.
Het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden oordeelt dat [appellant] de servicekosten voor de betreffende periode onverschuldigd heeft betaald en dat de VvE deze moet terugbetalen. Het hof baseert zich hierbij op artikel 6:203 BW, dat bepaalt dat onverschuldigd betaalde bedragen kunnen worden teruggevorderd. De VvE’s argument dat de breukdelen willekeurig zijn en de gelijkelijke verdeling redelijk is, wordt verworpen. Het hof vindt dat de splitsingsakte leidend is en dat het belang van de bescherming van appartementseigenaren zwaar weegt. Het beroep van de VvE op de redelijkheid en billijkheid wordt ook afgewezen, omdat de omstandigheden niet onaanvaardbaar zijn.
Daarnaast wijst het hof de vordering van [appellant] voor buitengerechtelijke kosten af, omdat hij deze niet voldoende heeft onderbouwd. De gevorderde verklaring voor recht wordt eveneens afgewezen bij gebrek aan zelfstandig belang naast de toegewezen terugbetaling.
Het vonnis van de kantonrechter wordt vernietigd, en de VvE wordt veroordeeld om € 3.874,20 aan [appellant] terug te betalen, vermeerderd met wettelijke rente vanaf 1 september 2020. De VvE moet ook de proceskosten van [appellant] vergoeden. De uitspraak is uitvoerbaar bij voorraad, wat betekent dat deze direct ten uitvoer gelegd kan worden, ongeacht een mogelijk cassatieberoep bij de Hoge Raad.
De zaak illustreert de noodzaak om splitsingsakten en de daarin opgenomen bepalingen correct toe te passen en de gevolgen van onjuiste toepassing voor de betrokken partijen. Het hof onderstreept het belang van de bescherming van individuele appartementseigenaren tegen besluiten die in strijd zijn met de splitsingsakte en de wettelijke vereisten voor besluitvorming binnen een VvE.
Lees de originele uitspraak hier.
Disclaimer: Deze samenvatting is automatisch gegenereerd en kan daardoor fouten bevatten.
Raadpleeg altijd de originele uitspraak.