De zaak in het kort
De rechtbank Zeeland-West-Brabant heeft geoordeeld in een geschil tussen de vereniging van eigenaars (VVE) van een hotelcomplex en de eigenaren van twee appartementen binnen dat complex. De VVE had een vordering ingediend voor betaling van achterstallige en toekomstige bijdragen die de eigenaren verschuldigd waren. De eigenaren hebben echter financiële problemen en konden de bijdragen niet voldoen. Desondanks heeft de rechtbank de vordering van de VVE grotendeels toegewezen, inclusief de wettelijke rente en een deel van de incassokosten.
Het verloop van het proces en de feiten
De VVE, vertegenwoordigd door BoitenLuhrs incasso gerechtsdeurwaarders, heeft de eigenaren van twee appartementen in het hotelcomplex gedagvaard. Deze eigenaren, verder aangeduid als [gedaagde] c.s., zijn verplicht om maandelijks een bijdrage te betalen aan de VVE, bestaande uit periodieke bijdragen en een bijdrage vervangingsfonds. Tot en met december 2023 bedroeg deze bijdrage € 317,60 per maand en vanaf januari 2024 € 327,87 per maand. Vanaf september 2023 hebben de eigenaren geen bijdragen meer betaald, wat heeft geleid tot een achterstand van € 3.237,62 tot en met juni 2024.
In het procesverloop werden verschillende schriftelijke stukken ingediend, waaronder de dagvaarding, conclusie van antwoord, conclusie van repliek en conclusie van dupliek. De eigenaren erkenden hun schuld maar voerden aan dat ze door financiële problemen, waaronder beslaglegging op hun verhuuropbrengsten door een derde partij, niet in staat waren om te betalen.
De beslissing van de rechtbank
De rechtbank heeft vastgesteld dat de eigenaren hun verplichte bijdragen aan de VVE niet hebben betaald sinds september 2023. Ondanks de financiële problemen, ontslaat dit hen niet van hun verplichting om de maandelijkse voorschotbijdragen te voldoen. De rechtbank wees het verzoek van de eigenaren om de maandelijkse voorschotbijdrage te verrekenen met verhuuropbrengsten af, omdat er beslag op deze opbrengsten lag en verrekening niet mogelijk was volgens de splitsingsakte.
De rechtbank heeft de vordering van de VVE voor betaling van de achterstallige bijdragen en de wettelijke rente toegewezen. De eigenaren moeten € 3.237,62 betalen, plus de wettelijke rente vanaf de dag van de dagvaarding. Wat betreft de toekomstige bijdragen, heeft de rechtbank bepaald dat de eigenaren € 327,87 per maand moeten blijven betalen tot het einde van het lopende boekjaar, vermeerderd met de wettelijke rente.
Daarnaast heeft de rechtbank de kosten voor kadastrale recherche afgewezen, omdat deze kosten worden geacht te zijn inbegrepen in de vergoeding voor buitengerechtelijke kosten. Echter, de rechtbank heeft de gevorderde buitengerechtelijke incassokosten van € 463,66 toegewezen, omdat deze aan de wettelijke eisen voldoen.
Tot slot is [gedaagde] c.s. veroordeeld tot het betalen van de proceskosten van de VVE, die zijn vastgesteld op een totaalbedrag van € 1.229,81. De rechtbank heeft bepaald dat de veroordeling hoofdelijk is, wat betekent dat elke gedaagde verantwoordelijk is voor de volledige betaling van het bedrag, maar dat als één van hen betaalt, de ander dat niet meer hoeft te doen.
Met deze uitspraak heeft de rechtbank duidelijk gemaakt dat financiële moeilijkheden niet automatisch de verplichtingen van een lid van een VVE opheffen. De uitspraak is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat deze direct kan worden uitgevoerd, ook als er hoger beroep wordt ingesteld. De overige vorderingen van de VVE die niet direct betrekking hadden op de vastgestelde bedragen werden afgewezen.
Lees de originele uitspraak hier.
Disclaimer: Deze samenvatting is automatisch gegenereerd en kan daardoor fouten bevatten.
Raadpleeg altijd de originele uitspraak.