De zaak in het kort
De rechtbank Rotterdam heeft in kort geding een zaak behandeld waarin een appartementseigenaar, [eiseres], de Vereniging van Eigenaren (VvE) en haar bestuurders heeft gedagvaard. [eiseres] eiste inzage in de administratie van de VvE, een vergoeding van herstelkosten voor een rioolverstopping, en spoedherstel van een gebrekkig riool. De rechtbank oordeelde dat er geen spoedeisend belang was voor deze vorderingen en wees deze af.
Het verloop van het proces en de feiten
De zaak begon met een dagvaarding van [eiseres] op 5 april 2025, waarin zij de VvE en haar bestuurders, [gedaagde 2] en [gedaagde 3], aansprakelijk stelde. De kern van de zaak betrof het inzagerecht in de administratie van de VvE en een vergoeding voor herstelkosten van een rioolverstopping. [eiseres] had een appartementsrecht in een souterrain, eigendom van een gebouw dat in 1976 was gesplitst in appartementsrechten.
Het gebouw bevatte 48 woningen en 6 ruimten in het souterrain. [eiseres] was sinds november 2020 eigenaar van een van de ruimtes in het souterrain. De VvE werd bestuurd door [gedaagde 2] en [gedaagde 3], met [gedaagde 3] als administrateur. Volgens het splitsingsreglement moest de administrateur aan eigenaren alle inlichtingen verstrekken over de administratie van de VvE.
Op 17 april 2025 werd de zaak besproken in een zitting, waarbij de kantonrechter de vordering tot voeging van [eiseres] honoreerde. Dit betekende dat haar inzageverzoek in een lopende verzoekschriftprocedure gelijktijdig met deze kort geding procedure werd behandeld. Partijen probeerden vervolgens een minnelijke regeling te bereiken, maar slaagden daar niet in.
De beslissing van de rechtbank.
De rechtbank oordeelde dat er geen spoedeisend belang was voor de inzagevordering van [eiseres]. Zij had dezelfde inzageverzoeken ingediend in een lopende verzoekschriftprocedure, waarvan de zitting op 19 mei 2025 zou plaatsvinden. De rechtbank vond dat een vordering in kort geding alleen kan worden toegewezen als er spoed is en de uitkomst van een gewone procedure niet kan worden afgewacht.
De rechtbank oordeelde verder dat de inzagevordering van [eiseres] op de primaire grondslag van artikel 3:296 BW niet toewijsbaar was, omdat deze vordering gericht was tegen de bestuurders van de VvE, terwijl de verplichting om inzage te geven alleen op de administrateur, [gedaagde 3], rustte. Bovendien was de vordering op de subsidiaire grondslag van artikel 194 Rv niet ontvankelijk, omdat deze in de lopende verzoekschriftprocedure had moeten worden ingediend.
De vordering van [eiseres] voor een vergoeding van € 463,14 aan herstelkosten werd afgewezen, omdat zij geen spoedeisend belang kon aantonen. De rechtbank vond dat [eiseres] niet had aangetoond dat zij niet kon wachten op een vonnis in een gewone bodemzaak. De rechtbank stelde ook vast dat de leidingen van het riool als gemeenschappelijke zaak kunnen worden aangemerkt, maar dat er onvoldoende duidelijkheid bestond over het specifieke gebrek dat hersteld moest worden.
De rechtbank veroordeelde [eiseres] in de proceskosten, omdat zij ongelijk kreeg. De kosten werden begroot op € 949,-. Het vonnis werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat het vonnis meteen mag worden uitgevoerd, ook als één van de partijen aan een hogere rechter vraagt om de zaak opnieuw te beoordelen.
Lees de originele uitspraak hier.
Disclaimer: Deze samenvatting is automatisch gegenereerd en kan daardoor fouten bevatten.
Raadpleeg altijd de originele uitspraak.