De zaak in het kort
De rechtbank Rotterdam heeft op 14 mei 2025 uitspraak gedaan in een burengeschil waarbij de eiseres, wonend op de begane grond van een pand uit 1896, overlast claimde door contactgeluid van een houten vloer in het bovenliggende appartement. De eiseres stelde dat deze vloer in strijd was met de splitsingsakte en het bijbehorende modelreglement, en vorderde dat de eigenaren van het bovenliggende appartement, de gedaagden, de vloer zouden aanpassen conform de NEN 1070-norm. De rechtbank oordeelde dat er geen sprake was van een overtreding van het modelreglement en dat er geen onredelijke of onrechtmatige hinder werd veroorzaakt door de vloer. De vorderingen van de eiseres werden afgewezen en zij werd veroordeeld in de proceskosten.
Het verloop van het proces en de feiten
Het pand aan de [locatie] in Rotterdam, gebouwd in 1896, werd in 2004 gesplitst in appartementen. De eiseres bewoont het appartement op de begane grond, terwijl de gedaagden een maatschap vormen die het bovenliggende appartement bezitten en verhuren. De houten vloer in kwestie werd direct na de splitsing in 2004 gelegd door een vorige eigenaar en heeft enige vorm van isolatie. De eiseres beweerde dat de vloer geluidsoverlast veroorzaakte en dat deze in strijd was met het splitsingsreglement dat bepaalde dat vloeren zo moeten zijn samengesteld dat contactgeluiden worden tegengegaan.
De eiseres had eerder een kort geding aangespannen, waarin zij eiste dat de gedaagden geluidsisolatie moesten aanbrengen en het bovengelegen appartement niet mochten verhuren totdat dit was gebeurd. Deze eisen werden destijds afgewezen. In de huidige zaak vorderde de eiseres onder andere dat de gedaagden de houten vloer zouden verwijderen en vervangen door een vloer die voldoet aan de NEN 1070-norm voor geluidsdemping.
De beslissing van de rechtbank
De rechtbank overwoog dat het modelreglement geen absoluut verbod op houten vloeren bevatte, maar enkel een verbod op het aanbrengen van dergelijke vloeren tenzij het bestuur van de Vereniging van Eigenaren (VvE) oordeelde dat er geen onredelijke hinder zou ontstaan. Omdat het modelreglement geen eisen stelde aan het hebben van een houten vloer en de gedaagden deze vloer niet zelf hadden aangelegd, was er geen overtreding van het reglement.
Daarnaast werd er geen onredelijke hinder vastgesteld. De rechtbank nam aan dat de eiseres in het verleden hinder kon hebben ervaren, maar vond dat de eiseres onvoldoende bewijs had geleverd dat de huidige situatie onredelijk of onrechtmatig was. De rechtbank wees er ook op dat de eiseres onvoldoende had onderbouwd dat er sinds de nieuwe verhuur van het appartement sprake was van geluidsoverlast. De geluidsmetingen waarop de eiseres zich baseerde, waren uitgevoerd volgens nieuwbouwnormen die niet van toepassing waren op het oude pand.
De rechtbank oordeelde dat de vorderingen van de eiseres, die allemaal verband hielden met de vermeende overtreding van het modelreglement en de vermeende hinder, niet konden worden toegewezen. De eiseres werd veroordeeld in de proceskosten, die werden begroot op € 2.438,00. De rechtbank sprak de hoop uit dat de partijen tot een redelijke oplossing zouden komen buiten de rechtbank om.
Kortom, de rechtbank vond dat er geen juridische basis was voor de vorderingen van de eiseres en merkte op dat in een oud pand zoals dit, geen nieuwbouwnormen verwacht kunnen worden. De uitspraak benadrukt het belang van objectieve uitleg van reglementen die de rechtspositie van derden beïnvloeden, en laat zien dat geschillen over geluidsoverlast in appartementsgebouwen vaak complex zijn en afhangen van specifieke omstandigheden van het gebouw en het gebruik daarvan.
Lees de originele uitspraak hier.
Disclaimer: Deze samenvatting is automatisch gegenereerd en kan daardoor fouten bevatten.
Raadpleeg altijd de originele uitspraak.