De zaak in het kort
In deze zaak, behandeld door het gerechtshof Amsterdam, draait het om de vraag of eigenaren van twee appartementsrechten recht hebben om zonder toestemming van de Vereniging van Eigenaars (VvE) een dakopbouw te realiseren op hun appartementen. De eigenaren beroepen zich op een bepaling in de splitsingsakte die volgens hen deze opbouw toestaat zonder goedkeuring van de VvE. De VvE betwist dit en weigert toestemming te verlenen voor de bouwplannen. De zaak draait om de uitleg van de splitsingsakte en of deze een wijziging vereist om de bouwplannen te realiseren.
Het verloop van het proces en de feiten
De zaak betreft een hoger beroep tegen beschikkingen van de kantonrechter in Amsterdam, waarin de verzoeken van de eigenaren om vervangende machtigingen voor de bouw van de dakopbouwen werden afgewezen. De eigenaren, [appellant 1] en [appellanten], vrezen dat hun bouwplannen niet kunnen doorgaan zonder wijziging van de splitsingsakte van hun appartementencomplex.
De splitsingsakte, opgesteld bij notariële akte in december 2014, omvat 31 appartementsrechten en maakt deel uit van een gebouw met negentien woningen. De betreffende bepaling uit de splitsingsakte geeft eigenaren het recht om zonder toestemming van de VvE zonnepanelen en een dakterras met een eventuele opbouw aan te leggen op hun privé gedeelten. De eigenaren interpreteren dit als een recht om een volledige woonlaag toe te voegen.
Tijdens een vergadering van de VvE op 22 februari 2023 werd gestemd over de bouwplannen van de eigenaren. De meerderheid van de stemmen wees de plannen af. De eigenaren voerden aan dat toestemming van de VvE niet vereist was, terwijl de VvE dit wel noodzakelijk achtte. De kantonrechter oordeelde dat de bouwplannen een wijziging van de splitsingsakte vereisten en wees de verzoeken van de eigenaren af.
Het hoger beroep richt zich op de vraag of de bouwplannen inderdaad een wijziging van de splitsingsakte vereisen en of de afwijzing van de bouwplannen door de VvE vernietigbaar is.
De beslissing van de rechtbank
Het gerechtshof Amsterdam bekrachtigt de beschikkingen van de kantonrechter. Het hof oordeelt dat de bouwplannen, die een nieuwe woonverdieping aan het gebouw toevoegen, een goederenrechtelijke wijziging inhouden waarvoor een wijziging van de splitsingsakte noodzakelijk is. De uitleg van artikel 22 lid 4 van de splitsingsakte, waarop de eigenaren zich beroepen, biedt geen zelfstandige grond voor hun bouwplannen.
Het hof concludeert dat de term “opbouw” in de splitsingsakte niet verwijst naar een volledige woonlaag, maar naar een bouwwerk dat dienstig is aan het dakterras, zoals een pergola of een kleine overkapping. Daarnaast zou de door de eigenaren voorgestane uitleg van de splitsingsakte leiden tot een aanzienlijke uitbreiding van het gebouw zonder controle door de VvE, wat volgens het hof onaannemelijk is.
Aangezien de bouwplannen van de eigenaren niet passen binnen de huidige bepalingen van de splitsingsakte, is hun verzoek om vervangende machtigingen ongegrond. Bovendien zijn de besluiten van de VvE om geen toestemming te verlenen voor de bouwplannen niet in strijd met de splitsingsakte en daarom niet vernietigbaar of nietig.
De eigenaars moeten de proceskosten van het hoger beroep dragen. De hofbeslissing benadrukt het belang van duidelijke afspraken in splitsingsaktes en de noodzaak van een wijziging ervan bij ingrijpende wijzigingen aan het gebouw. De uitspraak biedt duidelijkheid over de rechten van appartementseigenaren binnen een VvE en onderstreept de verantwoordelijkheid van de VvE voor het beheer en onderhoud van gemeenschappelijke delen van het gebouw.
Lees de originele uitspraak hier.
Disclaimer: Deze samenvatting is automatisch gegenereerd en kan daardoor fouten bevatten.
Raadpleeg altijd de originele uitspraak.