De zaak in het kort
De Vereniging van Eigenaren (VvE) van een appartementencomplex eiste dat twee appartementseigenaren, [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2], een bedrag van € 20.388,49 aan achterstallige voorschotbijdragen zouden betalen. Deze bijdragen, inclusief stookkosten, waren volgens de VvE vastgesteld bij vergaderbesluiten. De gedaagden betwistten de hoogte van de stookkosten, die volgens hen onverklaarbaar hoog waren geworden na de overgang van stadsverwarming naar een systeem met warmtekrachtkoppeling en cv. Ze vroegen de rechtbank om een deskundige aan te stellen om de warmtemeters te onderzoeken. De rechtbank oordeelde echter in het voordeel van de VvE, zowel in conventie als in reconventie, en wees het verzoek tot het aanstellen van een deskundige af.
Het verloop van het proces en de feiten
De procedure begon met een dagvaarding van de VvE, waarin zij betaling eiste van de onbetaalde voorschotbijdragen van oktober 2020 tot en met januari 2025. De gedaagden reageerden met een conclusie van antwoord, waarin zij de eis betwistten en een tegenvordering (reconventie) indienden. In hun tegenvordering vroegen de gedaagden om een deskundige te benoemen die het functioneren van het verwarmingssysteem en de warmtemeters zou onderzoeken. Zij stelden dat de stookkosten sinds de invoering van de nieuwe verwarmingsinstallatie onredelijk hoog waren vergeleken met de periode dat stadsverwarming werd gebruikt.
Tijdens de mondelinge behandeling op 16 januari 2025, waarbij de griffier aantekeningen maakte, kwam naar voren dat de VvE al een onderzoek had laten uitvoeren door Ista, een bedrijf gespecialiseerd in energiemetingen. Ista had geconcludeerd dat de warmtemeters naar behoren functioneerden. De VvE betoogde dat er geen noodzaak was voor een extra deskundig onderzoek.
De beslissing van de rechtbank
De rechtbank oordeelde dat [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] de gevorderde voorschotbijdragen moesten betalen. De besluiten van de VvE waren rechtsgeldig en de gedaagden hadden geen actie ondernomen om deze besluiten aan te vechten. De rechtbank vond dat de gedaagden onvoldoende bewijs hadden geleverd om aan te tonen dat de stookkosten onjuist waren, ondanks de gestegen energieprijzen vanaf 2022. De stijging van de stookkosten werd als een onvoldoende aanwijzing beschouwd dat de bijdrage niet klopte.
De rechtbank zag ook geen reden om een deskundige te benoemen voor het onderzoek van de warmtemeters. Een dergelijk onderzoek zou alle appartementseigenaren aangaan en had in een ledenvergadering besproken moeten worden voordat de rechtbank hierover kon beslissen. Omdat dit niet was gebeurd, werd de vordering van de gedaagden afgewezen.
Daarnaast veroordeelde de rechtbank de gedaagden tot betaling van wettelijke rente vanaf de vervaldata van de voorschotbijdragen en tot vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten ter hoogte van € 1.183,85. De rechtbank vond het gevorderde bedrag redelijk, omdat het in overeenstemming was met de wettelijke tarieven voor incassokosten.
De totale som die de gedaagden moesten betalen, kwam daarmee op € 21.576,89, exclusief de proceskosten die op € 2.767,30 werden begroot. De gedaagden werden ook veroordeeld tot betaling van de proceskosten in reconventie, begroot op € 678,00. De rechtbank bepaalde dat de gedaagden hoofdelijk aansprakelijk waren voor de kosten en dat wettelijke rente verschuldigd was als zij deze niet binnen veertien dagen na aanschrijving betaalden. Het vonnis werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat het onmiddellijk ten uitvoer kan worden gelegd, ook als er hoger beroep wordt ingesteld. De rechtbank wees de overige vorderingen van de gedaagden af.
Lees de originele uitspraak hier.
Disclaimer: Deze samenvatting is automatisch gegenereerd en kan daardoor fouten bevatten.
Raadpleeg altijd de originele uitspraak.