De zaak in het kort
In deze zaak heeft de rechtbank Overijssel een oordeel geveld over het beroep dat was ingesteld tegen de verlening van een omgevingsvergunning door het college van burgemeester en wethouders van Hof van Twente. De vergunning betrof het toevoegen van zes appartementen aan een nog te bouwen appartementencomplex in Markelo. De vergunninghouders, [bedrijf 1] BV en [bedrijf 2], hadden toestemming gekregen voor deze ontwikkeling. De eisers, waaronder VVE de Beaufort, waren van mening dat de vergunning in strijd was met het bestemmingsplan en de gemaakte afspraken met de gemeente. Ze voerden aan dat het besluit tot extra appartementen in strijd was met de Structuurvisie en dat er problemen zouden ontstaan met parkeren.
Het verloop van het proces en de feiten
Op de locatie in kwestie stond tot 2019 een pand dat werd gebruikt als kantoorpand en tijdelijk als basisschool. Het bestemmingsplan, vastgesteld in 2021, gaf de locatie een woonbestemming. [bedrijf 1] BV had aanvankelijk een vergunning verkregen voor de bouw van 26 appartementen. Later werd een aanvraag gedaan voor een omgevingsvergunning om zes extra appartementen toe te voegen. Deze aanvraag werd goedgekeurd door het college, ondanks bezwaren van de omwonenden. De gemeenteraad had een verklaring van geen bedenkingen afgegeven, wat een belangrijke stap was in het besluitvormingsproces.
De eisers voerden verschillende bezwaren aan. Ze waren van mening dat het besluit in strijd was met het bestemmingsplan en dat er niet voldoende rekening was gehouden met de parkeerproblematiek. Ook stelden ze dat er toezeggingen waren gedaan over het type woningen dat niet werd nagekomen, namelijk koopappartementen in plaats van huurwoningen. Het college van Hof van Twente verdedigde zijn besluit door te stellen dat de vergunning binnen de bouwregels van het bestemmingsplan paste en dat er voldoende parkeergelegenheid in de openbare ruimte aanwezig was om de extra parkeerdruk op te vangen.
De beslissing van de rechtbank.
De rechtbank beoordeelde of het college van burgemeester en wethouders de vergunning terecht had verleend. Hierbij werd gekeken naar de vraag of het bestemmingsplan correct was toegepast en of er sprake was van een goede ruimtelijke ordening. De rechtbank stelde vast dat de eisers geen gebruik hadden gemaakt van de mogelijkheid om tegen het bestemmingsplan op te komen toen dat werd vastgesteld. Omdat het bestemmingsplan onherroepelijk was geworden, was er geen ruimte meer voor een belangenafweging bij activiteiten die in overeenstemming waren met dat plan.
Met betrekking tot het parkeerprobleem oordeelde de rechtbank dat het college terecht gebruik had gemaakt van de mogelijkheid om van het vereiste af te wijken dat in de parkeerbehoefte op eigen terrein moest worden voorzien. Uit berekeningen bleek dat de parkeerdruk in de openbare ruimte per saldo zou afnemen. De rechtbank oordeelde bovendien dat de gemaakte afspraken over het type woningen geen juridische binding hadden binnen het bestemmingsplan en dat de vergunningverlening voor huurappartementen niet strijdig was met de planvoorschriften.
Daarnaast vond de rechtbank dat het beroep op schending van het gelijkheidsbeginsel niet slaagde, omdat de door eisers genoemde gevallen niet vergelijkbaar waren. Het beroep op vooringenomenheid mislukte ook, omdat de gemeente correct had gehandeld bij de parkeerbeoordeling.
De rechtbank verklaarde de beroepen van VVE de Beaufort en andere eisers ongegrond en oordeelde dat de omgevingsvergunning terecht was verleend. Hierdoor bleef het besluit van 28 juni 2024 in stand en was er geen aanleiding voor een vergoeding van griffierecht en proceskosten. Partijen die het niet eens zijn met de uitspraak, kunnen binnen zes weken hoger beroep aantekenen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.
Lees de originele uitspraak hier.
Disclaimer: Deze samenvatting is automatisch gegenereerd en kan daardoor fouten bevatten.
Raadpleeg altijd de originele uitspraak.