De zaak in het kort
In deze zaak heeft de Vereniging van Eigenaars (VvE) een rechtszaak aangespannen tegen een appartementenbewoner, [gedaagde], omdat hij nalatig was gebleven in het betalen van diverse bijdragen en kosten. De rechtbank Zeeland-West-Brabant heeft op 9 april 2025 uitspraak gedaan. De VvE eiste een bedrag van € 1.721,38 van [gedaagde], inclusief rente en kosten, omdat hij als eigenaar van een appartementsrecht verplicht is om maandelijkse voorschotbijdragen te betalen voor het beheer en onderhoud van het complex. Daarnaast was er sprake van een openstaande factuur voor stookkosten en een draai-kiepraam. [gedaagde] had deze bedragen onbetaald gelaten en verweerde zich door te wijzen op slecht beheer door de VvE en schade door een dakrenovatie. Uiteindelijk werd de vordering van de VvE grotendeels toegewezen door de rechtbank.
Het verloop van het proces en de feiten
De procedure begon met een dagvaarding van de VvE, waarin zij betaling eiste van [gedaagde] voor achterstallige voorschotbijdragen, stookkosten en de kosten van een draai-kiepraam. [gedaagde] had tot en met oktober 2024 een bedrag van € 1.113,48 aan voorschotbijdragen niet betaald, evenals een factuur van € 146,67 voor stookkosten over 2023 en € 245,00 voor het draai-kiepraam. De VvE vroeg ook om vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten en wettelijke rente.
[gedaagde] erkende dat de bedragen niet waren betaald, maar voerde aan dat de VvE het beheer slecht uitvoerde en dat hij schade had geleden door een dakrenovatie in 2022. Ook stelde hij dat de afrekening van de energiekosten niet duidelijk was. [gedaagde] diende bij zijn dupliek ook een tegenvordering in van € 430.000 voor schadevergoeding, maar deze werd vanwege een procedurefout niet in behandeling genomen. Hij had deze tegenvordering direct bij zijn antwoord op de dagvaarding moeten indienen.
De beslissing van de rechtbank
De rechtbank oordeelde dat [gedaagde] als eigenaar van het appartementsrecht verplicht was de maandelijkse voorschotbijdragen te betalen zoals vastgesteld door de VvE. De kosten voor het draai-kiepraam werden eveneens als verschuldigd vastgesteld, omdat [gedaagde] deze niet had weersproken. De klachten van [gedaagde] over het bestuur en beheer van de VvE waren volgens de rechtbank niet relevant voor de betalingsverplichting. Een beroep op opschorting werd afgewezen, aangezien er geen sprake was van een opeisbare tegenvordering van [gedaagde] op de VvE.
De vordering van de VvE betreffende de stookkosten werd ook toegewezen, aangezien deze voldoende onderbouwd was en [gedaagde] dit niet inhoudelijk had betwist. De hoofdsom van € 1.505,15 werd toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente. Wat betreft de buitengerechtelijke incassokosten werd slechts een bedrag van € 71,09 toegewezen, omdat de aanmaning van de VvE niet voldeed aan de wettelijke eisen.
De tegenvordering van [gedaagde] werd niet beoordeeld omdat deze te laat was ingediend. [gedaagde] werd als de in het ongelijk gestelde partij veroordeeld in de proceskosten, die in totaal € 1.076,63 bedroegen. Dit omvatte onder andere de kosten van de dagvaarding, griffierecht en salaris van de gemachtigde van de VvE.
De rechtbank verklaarde het vonnis uitvoerbaar bij voorraad, wat betekent dat het direct kan worden uitgevoerd, ook als er hoger beroep wordt ingesteld. Het meer of anders gevorderde door de VvE werd afgewezen.
Deze zaak onderstreept de verplichtingen van appartementseigenaren binnen een VvE en de noodzaak om tijdig en correct te reageren in juridische procedures. De beslissing benadrukt ook dat persoonlijke onvrede met het beheer van de VvE niet automatisch een reden is om betalingen op te schorten.
Lees de originele uitspraak hier.
Disclaimer: Deze samenvatting is automatisch gegenereerd en kan daardoor fouten bevatten.
Raadpleeg altijd de originele uitspraak.