De zaak in het kort
De rechtbank Amsterdam heeft geoordeeld over een geschil tussen een aantal eigenaren van een bedrijfsverzamelgebouw en het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam. De zaak betrof de verlening van een omgevingsvergunning aan de Vereniging van Eigenaren (VvE) van het gebouw voor het wijzigen van de brandcompartimentering. De eisers, die leden zijn van de VvE, waren het niet eens met deze wijziging en hadden beroep ingesteld tegen het besluit van de gemeente om de vergunning te verlenen. De rechtbank heeft het beroep van de eisers ongegrond verklaard, wat betekent dat de vergunning rechtsgeldig is verleend en de VvE de voorgenomen wijzigingen mag doorvoeren.
Het verloop van het proces en de feiten
De VvE van het bedrijfsverzamelgebouw, gelegen aan de [adres1] en [adres2] in Amsterdam, had in 2023 besloten om de brandcompartimentering van het gebouw te herzien. Dit besluit werd genomen tijdens een algemene ledenvergadering op 12 juli 2023, waarna de VvE een deskundig adviesbureau inschakelde om de beste aanpassingen te onderzoeken. Op 7 september 2023 werd een omgevingsvergunningaanvraag ingediend. Het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam verleende op 2 november 2023 de omgevingsvergunning, ondanks het bezwaar van sommige eigenaren.
De eisers, die eigenaren zijn van verschillende units binnen het gebouw, voerden aan dat de VvE de aanvraag niet had mogen doen omdat het besluit niet unaniem was genomen en dat het eigendomsrecht van de individuele eigenaren werd geschonden. Zij stelden dat de wijzigingen zouden leiden tot een vermindering van de brandveiligheid ten opzichte van de oorspronkelijke vergunning uit 2004, die een hogere weerstand tegen branddoorslag en brandoverslag (WBDBO) van 60 minuten voorschreef voor elke unit.
Tijdens de zitting op 10 februari 2025 waren de betrokken partijen aanwezig, waaronder de vertegenwoordiger van het college, de gemachtigde van de VvE en een adviseur van de Brandweer Amsterdam-Amstelland. De rechtbank behandelde de argumenten van beide partijen en stelde vast dat de aanvraag van de VvE voldeed aan de vereisten van het Bouwbesluit 2012 en dat de vergunningprocedure correct was verlopen.
De beslissing van de rechtbank
De rechtbank oordeelde dat de VvE bevoegd was om namens de eigenaren de omgevingsvergunning aan te vragen. Het besluit van de algemene ledenvergadering gaf de VvE het recht om het beheer over het gebouw te voeren, inclusief het indienen van aanvragen die betrekking hadden op gemeenschappelijke zaken zoals brandveiligheid. De rechtbank wees erop dat de aanvraag aan de eisen van het Bouwbesluit 2012 voldeed, en dat de vergunning verleend moest worden omdat er geen sprake was van strijd met andere wettelijke voorschriften, zoals het bestemmingsplan of redelijke eisen van welstand.
De eisers voerden verschillende aanvullende gronden aan, waaronder de stelling dat het college zijn handhavingsplicht had verzaakt en dat het besluit onevenredige gevolgen voor hen had, zoals financiële benadeling. De rechtbank oordeelde dat deze gronden geen onderdeel waren van het toetsingskader voor de omgevingsvergunning en dat zij daarom niet relevant waren voor de vraag of de vergunning terecht was verleend. Ook vond de rechtbank geen aanwijzingen dat het college in strijd met de beginselen van behoorlijk bestuur had gehandeld.
De rechtbank concludeerde dat er geen reden was om aan te nemen dat de vergunning niet zou worden uitgevoerd of dat er sprake was van misbruik van bevoegdheden door het college. De eisers hadden niet voldoende onderbouwing geleverd voor hun stelling dat hun eigendomsrechten onverkoopbaar waren geworden door het besluit. Daarom verklaarde de rechtbank het beroep van de eisers ongegrond, wat betekent dat de verleende omgevingsvergunning gehandhaafd blijft.
Deze uitspraak benadrukt de rol van de VvE in het beheer van gemeenschappelijke eigendommen en de toepassing van het limitatief-imperatief stelsel voor omgevingsvergunningen, waarbij een vergunning moet worden verleend als er geen wettelijke gronden zijn om deze te weigeren. De eisers hebben de mogelijkheid om in hoger beroep te gaan bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State als zij het niet eens zijn met deze uitspraak.
Lees de originele uitspraak hier.
Disclaimer: Deze samenvatting is automatisch gegenereerd en kan daardoor fouten bevatten.
Raadpleeg altijd de originele uitspraak.