De zaak in het kort
In een geschil tussen een opdrachtnemer en een Vereniging van Eigenaren (VvE) bij de rechtbank Zeeland-West-Brabant, heeft de rechtbank geoordeeld dat de VvE niet aansprakelijk is voor letselschade die de opdrachtnemer aan zijn rechter middelvinger heeft opgelopen tijdens werkzaamheden. De opdrachtnemer had de VvE aansprakelijk gesteld voor de schade, maar de rechtbank oordeelde dat de VvE niet aansprakelijk is omdat er geen sprake is van een gebrekkige opstal volgens artikel 6:174 BW.
Het verloop van het proces en de feiten
De zaak begon toen de opdrachtnemer, die werkzaamheden uitvoerde voor de VvE, een verwonding aan zijn rechter middelvinger opliep op 18 maart 2021. De werkzaamheden bestonden uit het aanbrengen van afdekfolie op vloerbedekking in de algemene ruimtes van een gebouw. Tijdens de uitvoering van deze werkzaamheden kwam de vinger van de opdrachtnemer onder een dichtslaande deur terecht, die volgens hem niet goed was afgesteld.
De opdrachtnemer claimde dat de mechanische dranger op de deur gebrekkig was, omdat deze te snel dichtklapte. Hij stelde de VvE aansprakelijk voor de schade die hij als gevolg van het ongeval had geleden, inclusief inkomensschade door blijvend letsel. De VvE wees de aansprakelijkheidsstelling echter van de hand.
In de procedure vorderde de opdrachtnemer dat de VvE een bedrag van € 81.673,00 zou betalen, vermeerderd met wettelijke rente en proceskosten. De VvE voerde verweer en stelde dat de vorderingen van de opdrachtnemer ongegrond waren. In reconventie vorderde de VvE dat de opdrachtnemer de werkelijke kosten van rechtsbijstand zou betalen, aangezien zij van mening was dat er sprake was van misbruik van procesrecht.
De beslissing van de rechtbank
De rechtbank moest allereerst vaststellen of het letsel van de opdrachtnemer tijdens de werkzaamheden voor de VvE was ontstaan. Na beoordeling van de feiten en omstandigheden, oordeelde de rechtbank dat het letsel inderdaad op 18 maart 2021 was ontstaan, tijdens de werkzaamheden.
Vervolgens moest de rechtbank beoordelen of de VvE aansprakelijk was voor de schade. Hoewel de rechtbank aannam dat het letsel was ontstaan zoals de opdrachtnemer stelde, oordeelde zij dat er geen sprake was van een gebrekkige opstal volgens artikel 6:174 BW. De rechtbank overwoog dat de deurdranger niet voldeed aan de eisen die daaraan in de gegeven omstandigheden mochten worden gesteld. De opdrachtnemer had onvoldoende onderbouwd waarom de deurdranger gebrekkig zou zijn.
De rechtbank wees daarom de vordering van de opdrachtnemer af en veroordeelde hem in de conventie tot betaling van de proceskosten aan de zijde van de VvE, begroot op € 5.495,00.
In reconventie oordeelde de rechtbank dat er geen sprake was van misbruik van procesrecht door de opdrachtnemer. De discussie tussen partijen over de feiten en de onderbouwing van de vordering paste binnen een normaal partijdebat in een civiele procedure. De vordering van de VvE in reconventie werd derhalve afgewezen, en de VvE werd veroordeeld in de proceskosten zijdens de opdrachtnemer, begroot op € 792,00.
De rechtbank verklaarde de proceskostenveroordelingen in zowel conventie als reconventie uitvoerbaar bij voorraad. Hiermee kwam een einde aan het geschil, waarbij de opdrachtnemer geen vergoeding voor zijn letselschade ontving en de VvE niet aansprakelijk werd gehouden voor het ongeval.
Lees de originele uitspraak hier.
Disclaimer: Deze samenvatting is automatisch gegenereerd en kan daardoor fouten bevatten.
Raadpleeg altijd de originele uitspraak.