De zaak in het kort
In deze juridische kwestie stond de betaling van extra bouwwerkzaamheden op het spel. Consilium Total Installation Technology B.V. (hierna Consilium) had in opdracht van de Vereniging van Eigenaren (VvE) van een appartementencomplex werkzaamheden uitgevoerd en vervolgens aanvullende werkzaamheden verricht voor een van de appartementseigenaren, hierna aangeduid als [geïntimeerde]. Consilium stelde dat [geïntimeerde] een aanvullende vergoeding verschuldigd was voor deze extra werkzaamheden, bovenop het reeds door de rechtbank toegewezen bedrag van € 5.000,00. Het gerechtshof Amsterdam moest beoordelen of Consilium aanspraak kon maken op een hoger bedrag.
Het verloop van het proces en de feiten
Consilium was in hoger beroep gegaan nadat de rechtbank Amsterdam op 6 maart 2024 had geoordeeld dat [geïntimeerde] € 5.000,00 verschuldigd was voor de extra werkzaamheden. Consilium eiste een hoger bedrag van € 20.332,19, na aftrek van het reeds toegewezen bedrag. Het aannemersbedrijf had op verzoek van [geïntimeerde] extra werkzaamheden uitgevoerd, zoals het maken van een inbouwkast en het leggen van parket, die niet in de oorspronkelijke opdracht aan de VvE waren opgenomen.
In eerste aanleg had Consilium al geprobeerd om het volledige bedrag van € 25.332,19 (inclusief BTW) te vorderen, maar de rechtbank oordeelde dat de prijsafspraak voor het meerwerk niet transparant en oneerlijk was volgens Europese regelgeving. Hierdoor werd de betalingsverplichting van [geïntimeerde] beperkt tot € 5.000,00. Consilium had volgens de rechtbank onvoldoende onderbouwd dat een hoger bedrag gerechtvaardigd was.
De beslissing van de rechtbank
Het hof in Amsterdam bekrachtigde het eerdere vonnis van de rechtbank. Het oordeelde dat Consilium onvoldoende bewijs had geleverd voor de juistheid van de gevorderde bedragen. Het hof benadrukte dat Consilium, ondanks de betwisting van [geïntimeerde], geen gedetailleerde specificaties van de gemaakte kosten en bestede uren had verstrekt. Twee externe rapporten, één van JVUcalculatie en één van BvB Expertise, hadden de waarde van de extra werkzaamheden geschat op respectievelijk € 4.960,52 en € 5.000,00. Deze schattingen ondersteunden de beslissing van de rechtbank om het bedrag van € 5.000,00 als redelijk te beschouwen.
Consilium had bovendien in dezelfde periode ook werkzaamheden voor de gemeenschappelijke voorzieningen van het complex uitgevoerd, wat de noodzaak van een nadere specificatie van de kosten voor de werkzaamheden aan het appartement van [geïntimeerde] nog urgenter maakte. Het hof vond dat Consilium hier niet aan had voldaan door slechts naar een ‘Project Summary’ te verwijzen zonder verdere onderbouwing.
Hierdoor oordeelde het hof dat Consilium geen recht had op meer dan de eerder toegewezen € 5.000,00. Ook overige grieven van Consilium, zoals een extra vordering van € 784,14, werden afgewezen vanwege een gebrek aan een deugdelijke grondslag. Het hof veroordeelde Consilium tot betaling van de proceskosten in hoger beroep aan de zijde van [geïntimeerde], vastgesteld op € 3.154,50, te vermeerderen met de wettelijke rente indien niet binnen veertien dagen na het arrest aan de kostenveroordeling zou worden voldaan.
Kortom, het gerechtshof handhaafde de uitspraak dat [geïntimeerde] slechts € 5.000,00 verschuldigd is voor de extra werkzaamheden van Consilium, en legde de kosten van het hoger beroep ten laste van Consilium.
Lees de originele uitspraak hier.
Disclaimer: Deze samenvatting is automatisch gegenereerd en kan daardoor fouten bevatten.
Raadpleeg altijd de originele uitspraak.