De zaak in het kort
De rechtbank Amsterdam heeft zich gebogen over een geschil tussen Nobillon Vastgoed B.V. en de huurders van een woning, [gedaagden], betreffende de schade aan de huurwoning en de vraag of deze schade door de huurders is veroorzaakt. Nobillon had gevorderd dat de huurovereenkomst wordt ontbonden en dat [gedaagden] een schadevergoeding betaalt. De rechtbank heeft de vorderingen van Nobillon afgewezen en Nobillon veroordeeld in de proceskosten van [gedaagden].
Het verloop van het proces en de feiten
[gedaagden] huurt sinds 1992 een woning die in 2004 eigendom werd van Nobillon. In 2017 voerde [gedaagden] zonder toestemming van Nobillon verbouwingen uit aan de woning, waaronder het vervangen van draagbalken en leidingen. Nobillon ontdekte deze wijzigingen in 2020 en sommeerde [gedaagden] om de woning in de oorspronkelijke staat te herstellen. [gedaagden] weigerde dit, waarna Nobillon een rechtszaak begon.
In een eerder vonnis was al besloten dat Nobillon recht had om de woning in de oude staat te herstellen en dat [gedaagden] een bedrag van € 12.692,37 moest betalen voor de herstelkosten. Ook moest [gedaagden] meewerken aan het herstel, anders zou de huurovereenkomst worden ontbonden.
Tijdens een hoger beroep in 2023 werd vastgesteld dat [gedaagden] weliswaar tekortgeschoten was in zijn verplichtingen door zonder toestemming te verbouwen, maar dat hij inmiddels de herstelkosten had betaald. Het hof vond dat [gedaagden] de kans moest krijgen om ontbinding en ontruiming te voorkomen, mede gezien zijn lange huurperiode en de belangen van zijn minderjarige kinderen. Het hof achtte het niet bewezen dat de bijkomende schade (zoals aan de vloerbalken) door [gedaagden] was veroorzaakt.
Na het hoger beroep, in september 2023, werd de woning hersteld in opdracht van de Vereniging van Eigenaars (VvE). De VvE bracht Nobillon kosten in rekening voor het herstel en de vervanging van vloerbalken. Nobillon stelde [gedaagden] vervolgens aansprakelijk voor deze kosten.
De beslissing van de rechtbank.
De rechtbank oordeelde dat er geen nieuwe feiten of omstandigheden waren die de schadevergoedingsplicht van [gedaagden] zouden rechtvaardigen boven hetgeen al door het hof was vastgesteld. Hoewel Nobillon nieuwe rapporten had ingebracht, vond de rechtbank dat Nobillon niet voldoende had aangetoond dat de geconstateerde problemen met de vloerbalken door [gedaagden] waren veroorzaakt. Ook was het niet duidelijk hoeveel van de kosten specifiek aan [gedaagden] konden worden toegerekend.
Daarnaast stelde de rechtbank vast dat [gedaagden] al een aanzienlijk bedrag had betaald en dat hij voldoende had meegewerkt aan het herstel van de woning. De rechtbank wees daarom de vordering van Nobillon om de huurovereenkomst te ontbinden af. Ook de aanvullende schadevergoeding werd afgewezen.
Nobillon werd veroordeeld tot betaling van de proceskosten van [gedaagden], die onder andere de kosten voor een deskundige omvatten die [gedaagden] had ingeschakeld om zijn zaak te ondersteunen. De totale proceskosten werden begroot op € 6.961,50.
De uitspraak bekrachtigt dat huurders een kans moeten krijgen om fouten te herstellen en dat verhuurders goed moeten onderbouwen waarom huurders aansprakelijk zouden zijn voor bijkomende schade, vooral als eerdere gerechtelijke uitspraken hierover al zijn gedaan.
Lees de originele uitspraak hier.
Disclaimer: Deze samenvatting is automatisch gegenereerd en kan daardoor fouten bevatten.
Raadpleeg altijd de originele uitspraak.