De zaak in het kort
In deze civielrechtelijke zaak bij de rechtbank Rotterdam is een verzoek ingediend om een vereffenaar te benoemen voor de nalatenschap van een overledene in Dordrecht. De verzoeker, die zichzelf als schuldeiser van de nalatenschap beschouwt, heeft het verzoek gedaan op basis van artikel 4:203 lid 1 onder b van het Burgerlijk Wetboek (BW). Het verzoek is gericht tegen de erfgenamen van de overledene, die hebben nagelaten de nalatenschap adequaat te beheren en te vereffenen. De rechtbank heeft het verzoek toegewezen en een vereffenaar benoemd.
Het verloop van het proces en de feiten
Op 4 maart 2025 diende de verzoeker een verzoekschrift in bij de rechtbank om een vereffenaar te benoemen. Dit verzoek was gebaseerd op de stelling dat de erfgenamen van de overledene, door beneficiaire aanvaarding van de nalatenschap, verplicht waren deze te vereffenen, maar hierin tekortschoten. Verzoeker stelde dat hij een aanzienlijke vordering had op de nalatenschap. Deze vordering ontstond uit een overbedelingsvordering van € 52.049,50, welke met 6% rente per jaar sinds 2001 was gegroeid tot € 124.262,89. De verzoeker had bovendien bijkomende kosten voorgeschoten, zoals hypotheekbetalingen en bijdragen aan de Vereniging van Eigenaren (VvE).
De griffier van de rechtbank stuurde op 19 maart 2025 aangetekende brieven naar de belanghebbenden, waarin hen werd gevraagd of zij verweer wilden voeren tegen het verzoek. Er volgde geen reactie, behalve dat een brief aan een van de belanghebbenden retour kwam met de melding ‘geweigerd’. Aangezien de belanghebbenden niet reageerden en de verzoeker afzag van een mondelinge behandeling, besloot de rechtbank om zonder verdere mondelinge behandeling uitspraak te doen.
De beslissing van de rechtbank
De rechtbank constateerde dat aan alle wettelijke voorwaarden voor de benoeming van een vereffenaar was voldaan. Ten eerste was de nalatenschap beneficiair aanvaard door enkele belanghebbenden. Ten tweede was het verzoek ingediend door een belanghebbende, namelijk de verzoeker die zichzelf als schuldeiser van de nalatenschap beschouwde. Ten derde was er sprake van tekortschieten door de erfgenamen in hun verplichting om de nalatenschap te vereffenen. De schuld aan de verzoeker was niet voldaan en er was een betalingsachterstand in de hypotheekbetalingen, wat bevestigde dat de erfgenamen hun verplichtingen niet nakwamen.
De rechtbank benoemde mr. P.C. Nieuwenhuizen als vereffenaar van de nalatenschap. De benoeming is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat de vereffenaar direct aan zijn taken kan beginnen, ondanks eventuele hoger beroepprocedures. De rechtbank droeg de vereffenaar op om zijn benoeming bekend te maken in de Staatscourant en de griffier om de benoeming in te schrijven in het boedelregister van de rechtbank. De rechtbank wees het verzoek om proceskostenveroordeling af, omdat er geen grond was voor een kostenveroordeling in het geval van een eenzijdig verzoek zonder verweer.
Al met al heeft de rechtbank geoordeeld dat de benoeming van een vereffenaar noodzakelijk was om de schulden van de nalatenschap te beheren en te voldoen, en om het risico te minimaliseren dat schuldeisers, inclusief de verzoeker, niet volledig betaald zouden worden.
Lees de originele uitspraak hier.
Disclaimer: Deze samenvatting is automatisch gegenereerd en kan daardoor fouten bevatten.
Raadpleeg altijd de originele uitspraak.