De zaak in het kort
De rechtbank Zeeland-West-Brabant heeft op 20 juni 2025 een verdachte veroordeeld voor meerdere strafbare feiten, waaronder opzetheling van een dure fiets, diefstal uit een auto, drie inbraken in bergingen en zeven pogingen daartoe, een inbraak in een clubhuis van een sportvereniging, een inbraak in een sportkantine en een poging tot inbraak bij een andere sportvereniging. De verdachte kreeg een gevangenisstraf van vijftien maanden, waarvan acht maanden voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaar en bijzondere voorwaarden. De rechtbank legde ook een schadevergoedingsmaatregel op voor de benadeelde partijen.
Het verloop van het proces en de feiten
De verdachte, zonder vaste woon- of verblijfplaats, werd op 6 juni 2025 door de rechtbank gehoord. De officier van justitie en de verdediging presenteerden hun standpunten. De verdachte werd verdacht van meerdere feiten, waaronder heling van een mountainbike, drie inbraken in bergingen met medeplichtigen, vier pogingen tot inbraak of vernielingen met een ander, en inbraken in clubhuizen en sportkantines.
Tijdens de zitting gaf de verdachte toe de mountainbike te hebben verkregen ter vereffening van een schuld, ondanks wetenschap dat de vorige eigenaar deze niet legaal kon hebben verkregen. De rechtbank concludeerde dat de verdachte bewust de ogen sloot voor de mogelijkheid dat de fiets van diefstal afkomstig was, wat resulteerde in een bewezenverklaring van opzetheling.
Wat betreft de inbraken in sportverenigingen (feiten 4, 5, en 6) gebruikte de rechtbank schakelbewijs, waarmee eerdere of soortgelijke misdrijven kunnen bijdragen aan de bewijsvoering. De locaties en modus operandi van de inbraken vertoonden overeenkomsten, zoals het inslaan van ruiten om binnen te komen. De verdachte was op camerabeelden te zien bij een van de locaties en zijn DNA werd gevonden op een andere plaats delict.
Bij één van de inbraken (feit 4) had de verdachte toegegeven dat hij in het clubhuis in Breda was geweest en zijn DNA was daar aangetroffen. Hoewel hij beweerde niets gestolen te hebben, achtte de rechtbank zijn verklaring ongeloofwaardig gezien eerdere inconsistente uitspraken.
Voor feit 5, de inbraak bij een sportvereniging in Teteringen, kon de verdachte niet worden veroordeeld voor voltooide diefstal vanwege gebrek aan aangetoonde vermissing van goederen. Echter, de poging tot diefstal met braak werd wel bewezen verklaard.
Feit 6 betrof eveneens een inbraak bij een sportvereniging waarbij goederen werden weggenomen. Camerabeelden identificeerden de verdachte als de dader, wat leidde tot een bewezenverklaring van de diefstal.
Bij feit 8, een diefstal uit een auto, gaf de verdachte toe goederen te hebben weggenomen, maar de rechtbank achtte onvoldoende bewijs voor braak, omdat de verdachte beweerde dat de auto al open was.
De beslissing van de rechtbank
De rechtbank bevond de verdachte schuldig aan de meeste tenlastegelegde feiten. De verdachte kreeg een gevangenisstraf opgelegd van vijftien maanden, waarvan acht maanden voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaar. Bijzondere voorwaarden werden gesteld, waaronder opname in een forensische verslavingskliniek en medewerking aan schuldhulpverlening. De rechtbank vond dat de verslavingsproblematiek van de verdachte een grote rol speelde in de gepleegde misdrijven en dat behandeling noodzakelijk was om recidive te voorkomen.
Voor de benadeelde partijen werd de verdachte veroordeeld tot het betalen van schadevergoedingen. Het clubhuis in Breda kreeg een schadevergoeding van €583,27 voor materiële schade, vermeerderd met wettelijke rente. Een andere benadeelde partij, [benadeelde 9], kreeg een schadevergoeding van €137,94. Niet alle vorderingen van benadeelde partijen werden toegewezen; sommige partijen werden niet-ontvankelijk verklaard omdat zij de schade niet voldoende konden onderbouwen.
De rechtbank wees ook de vordering tot tenuitvoerlegging van een voorwaardelijke straf van zestig dagen gevangenisstraf toe, opgelegd in een eerdere zaak. Deze beslissing was gebaseerd op het feit dat de verdachte nieuwe strafbare feiten had gepleegd tijdens de proeftijd.
Al met al legde de rechtbank een straf op die niet alleen gericht was op vergelding, maar ook op rehabilitatie en het terugdringen van recidive door middel van verplichte behandeling en begeleiding. De zaak benadrukt de rol die verslavingsproblematiek kan spelen in crimineel gedrag en de noodzaak van een holistische benadering in de strafrechtspraak.
Lees de originele uitspraak hier.
Disclaimer: Deze samenvatting is automatisch gegenereerd en kan daardoor fouten bevatten.
Raadpleeg altijd de originele uitspraak.