De zaak in het kort
In een strafrechtelijke zaak heeft de rechtbank Rotterdam op 30 juni 2025 een verdachte veroordeeld voor medeplichtigheid aan oplichting. De verdachte richtte een bouwbedrijf op dat een lege huls bleek te zijn en fungeerde als katvanger voor criminele activiteiten van anderen. Deze activiteiten bestonden uit het aannemen van een valse naam en hoedanigheid, en een samenweefsel van verdichtsels waarmee tientallen gedupeerden werden bewogen tot het doen van aanbetalingen voor bouwwerkzaamheden die nooit werden uitgevoerd. De verdachte is veroordeeld tot een taakstraf van 240 uur, subsidiair 120 dagen hechtenis, en een voorwaardelijke gevangenisstraf van zes maanden met een proeftijd van twee jaar.
Het verloop van het proces en de feiten
De verdachte werd strafrechtelijk vervolgd nadat hij betrokken raakte bij de oprichting en registratie van een bouwbedrijf, [bedrijf A], dat enkel op papier bestond en geen daadwerkelijke bedrijfsactiviteiten verrichtte. Dit fictieve bedrijf werd door medeverdachten gebruikt om klanten te benaderen via internetsites zoals homedeal.nl en werkspot.nl. Na het leggen van contact werden klanten bewogen tot het doen van aanbetalingen voor vermeende bouwwerkzaamheden. Een van de medeverdachten bezocht klanten thuis, deed zich voor als een medewerker van het bedrijf en maakte gebruik van professionele apparatuur en materialen om betrouwbaarheid uit te stralen. Echter, geen van de beloofde werkzaamheden werd uitgevoerd en de klanten konden geen contact meer krijgen met het bedrijf.
De rechtbank achtte de verdachte medeplichtig aan de oplichting vanwege zijn rol in het oprichten en faciliteren van het misbruik van [bedrijf A]. Ondanks zijn bewering dat hij niet op de hoogte was van de oplichtingspraktijken, bleek uit communicatie, waaronder Whatsapp-berichten, dat hij vermoedelijk op de hoogte was van criminele activiteiten en deze zelfs actief ondersteunde. De verdachte had verklaard dat hij dacht een vriend te helpen en werd hiervoor financieel beloond.
De beslissing van de rechtbank
De rechtbank oordeelde dat de verdachte medeplichtig was aan de oplichting door het oprichten van [bedrijf A] en het verschaffen van middelen aan de medeverdachten die de oplichtingspraktijken uitvoerden. De verdachte werd schuldig bevonden aan medeplichtigheid aan oplichting, hetgeen strafbaar is gesteld onder artikel 48 van het Wetboek van Strafrecht. De rechtbank achtte een taakstraf van 240 uur en een voorwaardelijke gevangenisstraf van zes maanden met een proeftijd van twee jaar passend gezien de ernst van de feiten en de beperkte rol van de verdachte als katvanger.
De rechtbank wees ook vorderingen van benadeelde partijen toe voor de geleden materiële schade, veroorzaakt door de betalingen aan [bedrijf A]. De verdachte is samen met zijn mededaders hoofdelijk aansprakelijk gesteld voor het betalen van deze schadevergoedingen. De rechtbank heeft daarnaast de wettelijke rente over de schadevergoedingen toegewezen vanaf de datum van de schade. De verdachte moet de schadevergoedingen voldoen, met als maatregel dat gijzeling kan worden toegepast indien verhaal van de hoofdsommen niet mogelijk blijkt.
Deze zaak benadrukt de ernst van het gebruik van een lege huls als bedrijf voor oplichtingsdoeleinden en de juridische consequenties van medeplichtigheid, zelfs wanneer de directe betrokkenheid bij de oplichting beperkt is. De uitspraak onderstreept de verantwoordelijkheid van individuen die bewust of onbewust criminele activiteiten faciliteren, en geeft inzicht in de strafrechtelijke afhandeling van dergelijke complexe zaken.
Lees de originele uitspraak hier.
Disclaimer: Deze samenvatting is automatisch gegenereerd en kan daardoor fouten bevatten.
Raadpleeg altijd de originele uitspraak.