De zaak in het kort
In deze zaak heeft het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden een beslissing moeten nemen over de ondertoezichtstelling van twee minderjarige kinderen. De zaak was in hoger beroep aanhangig gemaakt nadat de kinderrechter in de rechtbank Midden-Nederland had beslist om de kinderen onder toezicht van een jeugdbeschermingsinstelling te stellen. De ouders van de kinderen, die in het verleden met huiselijk geweld te maken hebben gehad, zijn recent weer samen gaan wonen. Het hof moest beoordelen of de kinderen in deze nieuwe situatie nog steeds in hun ontwikkeling worden bedreigd en of de ondertoezichtstelling noodzakelijk blijft.
Het verloop van het proces en de feiten
De oorspronkelijke beslissing om de kinderen onder toezicht te stellen, werd genomen door de kinderrechter in de rechtbank Midden-Nederland op 16 oktober 2024. De ondertoezichtstelling was bedoeld om de ontwikkeling van de kinderen te waarborgen in een situatie waarin er sprake was geweest van huiselijk geweld door de vader jegens de moeder. De vader had enige tijd in een tbs-kliniek verbleven en was sinds maart 2025 weer bij de moeder en de kinderen ingetrokken, wat een nieuwe situatie voor het gezin vormde.
De moeder had tegen de beslissing van de kinderrechter hoger beroep ingesteld. Ze stelde dat zij en de vader, met de hulp die zij ontvangen, in staat zijn om een stabiele basis voor de kinderen te vormen en dat er geen sprake is van een ernstige ontwikkelingsbedreiging. Tijdens de mondelinge behandeling van het hoger beroep kon de moeder echter geen actuele informatie over de hulpverlening aan haarzelf en de vader of over de ontwikkeling van de kinderen overleggen.
Het hof had in een tussenbeschikking van 6 maart 2025 de beslissing aangehouden en de moeder de gelegenheid gegeven om aanvullende informatie te verstrekken over de hulp die zij en de vader krijgen, evenals over de ontwikkeling van de kinderen. De moeder slaagde er echter niet in om deze informatie volledig te leveren. Ze kon slechts de bevestiging van een intakegesprek met een psycholoog overleggen en enkele observatieverslagen van de kinderopvang, die onvoldoende inzicht boden in de huidige situatie van de kinderen.
De beslissing van de rechtbank
Het gerechtshof besloot de beslissing van de kinderrechter om de kinderen onder toezicht te stellen te bekrachtigen. Het hof oordeelde dat er onvoldoende duidelijkheid bestond over de hulpverlening aan de ouders en het effect daarvan op de gezinssituatie. Omdat de ouders in het verleden te maken hebben gehad met huiselijk geweld en de kinderen nog zeer jong zijn en afhankelijk van hun ouders, achtte het hof het noodzakelijk dat de ontwikkeling van de kinderen door de jeugdbeschermingsinstelling wordt gevolgd.
Het hof constateerde dat de moeder geen initiatieven heeft genomen om uit zichzelf hulp te zoeken en dat er geen gezinsbeschermer beschikbaar was voor het gezin. Ondertussen was de reclassering van mening dat de risicoās beheersbaar waren, maar het hof had twijfels over welke specifieke risicoās dat betrof.
De beslissing van het hof was dat de ondertoezichtstelling in gedwongen kader noodzakelijk bleef om de kinderen te beschermen en hun ontwikkeling te waarborgen. Het hof benadrukte dat het in het belang van de kinderen was dat er op zeer korte termijn een jeugdbeschermer aan het gezin zou worden gekoppeld.
Wat betreft de proceskosten besloot het hof dat elke partij de eigen kosten moest dragen, gezien het karakter van de zaak als een kinderbeschermingsmaatregel. De beschikking werd in het openbaar uitgesproken op 24 juni 2025.
Lees de originele uitspraak hier.
Disclaimer: Deze samenvatting is automatisch gegenereerd en kan daardoor fouten bevatten.
Raadpleeg altijd de originele uitspraak.