De zaak in het kort
In deze zaak beoordeelt het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden een hoger beroep van een moeder tegen de beslissing van de kinderrechter om haar twee jonge kinderen onder toezicht te stellen. De ondertoezichtstelling is door de Raad voor de Kinderbescherming aangevraagd vanwege zorgen over de opvoedomgeving van de kinderen. De moeder is het niet eens met deze beslissing en gaat in hoger beroep met het argument dat zij en de vader al voldoende hulp ontvangen en dat de kinderen zich goed ontwikkelen. Het hof heeft de zaak aangehouden om de moeder de gelegenheid te geven aanvullende informatie te verstrekken over de hulp die zij en de vader ontvangen, evenals de ontwikkeling van de kinderen.
Het verloop van het proces en de feiten
De zaak betreft de ondertoezichtstelling van twee minderjarige kinderen, geboren in 2023 en 2024. De moeder heeft alleen het gezag over de kinderen, omdat de vader hen niet heeft erkend. De kinderrechter heeft op 16 oktober 2024 beslist om de kinderen op verzoek van de Raad voor de Kinderbescherming onder toezicht te stellen van de William Schrikker Stichting Jeugdbescherming & Jeugdreclassering, geldig tot 16 oktober 2025. De moeder is het niet eens met deze beslissing en heeft hoger beroep aangetekend bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden.
De moeder heeft een belast verleden met de vader, die veroordeeld is en een tbs-maatregel opgelegd heeft gekregen. Ondanks deze situatie, stelt de moeder dat de huidige omstandigheden, waarbij de vader langzaam weer in het gezinsleven integreert, geen bedreiging vormen voor de ontwikkeling van de kinderen. Zij wijst erop dat zij en de vader diverse vormen van hulp ontvangen, waaronder relatietherapie en individuele begeleiding. Verder geeft de moeder aan dat de kinderen goed gedijen en zich normaal ontwikkelen.
De Raad voor de Kinderbescherming blijft echter van mening dat er sprake is van een ernstige ontwikkelingsbedreiging voor de kinderen vanwege de omstandigheden binnen het gezin, inclusief het verleden van geweld in de relatie tussen de ouders en de huidige situatie waarbij de vader weer bij het gezin intrekt. De Raad benadrukt het belang van toezicht door een jeugdbeschermingsinstelling om de situatie te monitoren en te zorgen dat de positieve ontwikkelingen binnen het gezin worden voortgezet.
De beslissing van de rechtbank
Het hof heeft besloten de zaak aan te houden en de moeder verzocht om binnen twee weken aanvullende informatie te verstrekken over de hulp die zij en de vader ontvangen, evenals over de ontwikkeling van de kinderen. Het hof wil onder andere rapportages zien van de psychologische hulp die de moeder en de vader ontvangen, alsook eventuele bevindingen van de reclassering over de situatie waarin de vader nu grotendeels samenwoont met het gezin. Ook vraagt het hof om verslaggeving van de kinderopvang en het consultatiebureau om meer inzicht te krijgen in de ontwikkeling van de kinderen.
In de tussentijd blijven de kinderen onder toezicht van de gecertificeerde instelling William Schrikker Stichting Jeugdbescherming & Jeugdreclassering. De instelling wordt geacht in de tussentijd ook informatie te verzamelen en deze aan het hof te verstrekken. Na ontvangst van de gevraagde informatie zal het hof de Raad voor de Kinderbescherming en de betrokken jeugdbeschermingsinstelling de gelegenheid geven om op deze informatie te reageren, waarna het hof een definitieve beslissing zal nemen over de ondertoezichtstelling.
Het hof heeft hiermee een tussenbeschikking gegeven, waarin het zich nog niet uitspreekt over de juistheid van de ondertoezichtstelling, maar eerst nadere informatie wenst te ontvangen om een weloverwogen beslissing te kunnen nemen. De zorg om de ontwikkeling van de kinderen en het belang om een stabiele en veilige opvoedomgeving te waarborgen, blijft centraal staan in de overwegingen van het hof.
Lees de originele uitspraak hier.
Disclaimer: Deze samenvatting is automatisch gegenereerd en kan daardoor fouten bevatten.
Raadpleeg altijd de originele uitspraak.