De zaak in het kort
Een geschil binnen een Vereniging van Eigenaars (VvE) in Rotterdam resulteerde in een juridische procedure waarbij de vernietiging van enkele besluiten werd gevraagd. De kern van de zaak betrof de goedkeuring van de jaarrekening en de verlening van décharge aan de bestuurder van de VvE. De kascommissie, die volgens de wet uit meer dan één persoon moet bestaan, bestond slechts uit één lid, die tevens bestuurder was. Dit leidde tot een verzoek tot vernietiging van de betreffende besluiten. De rechtbank oordeelde dat de besluiten vernietigbaar waren vanwege een totstandkomingsgebrek.
Het verloop van het proces en de feiten
De procedure werd ingeleid door een verzoekschrift van [verzoekster], die namens meerdere eigenaars van de VvE in Rotterdam optrad. Het verzoekschrift werd op 13 januari 2025 ingediend, met als doel de vernietiging van diverse besluiten die tijdens een VvE-vergadering op 18 december 2024 zouden zijn genomen. Deze vergadering betrof het gebouw [naam VvE 2], opgesplitst in drie appartementsrechten. [verzoekster] was destijds voorzitter van VvE [naam VvE 1] en vertegenwoordigde deze op de vergadering van de hoofd-VvE.
Tijdens de zitting op 16 juni 2025 werd het verzoek besproken. [belanghebbende] voerde verweer, evenals de VvE. De VvE betoogde dat [verzoekster] als individuele eigenaar geen beroep kon doen tegen een besluit van de hoofd-VvE. Bovendien zouden de besluiten waartegen bezwaar werd aangetekend, niet tijdens de betreffende vergadering zijn genomen. Het enige besluit dat wel genomen was, betrof de benoeming van de heer [persoon A] in de kascommissie, wat noodzakelijk was bij gebrek aan andere kandidaten.
De rechtbank moest ook oordelen over de ontvankelijkheid van [verzoekster]. Hoewel het verzoek zich gedeeltelijk tegen [belanghebbende] richtte, was het duidelijk dat het verzoek ook tegen de VvE gericht was. Dit maakte [verzoekster] ontvankelijk in haar verzoek tot vernietiging van de besluiten van de VvE.
De beslissing van de rechtbank
De kantonrechter oordeelde dat [verzoekster] ontvankelijk was in haar verzoek tot vernietiging van de besluiten van de VvE, ondanks dat het verzoekschrift [belanghebbende] als tegenpartij noemde. De VvE was niet geschaad in haar belangen doordat zij ook verweer had gevoerd.
De rechter verklaarde [verzoekster] echter niet-ontvankelijk voor zover het verzoek zich tegen [belanghebbende] richtte. Dit had in een dagvaardingsprocedure moeten worden behandeld. Omdat het verzoek wel inhoudelijk werd beoordeeld, had dit geen praktische gevolgen.
Het verzoek tot vernietiging van de besluiten over de jaarrekening en de décharge aan het bestuur werd toegewezen. De benoeming binnen de kascommissie, waar de heer [persoon A] als enige lid fungeerde, werd eveneens vernietigd omdat deze situatie in strijd was met artikel 2:48 BW, dat voorschrijft dat de kascommissie uit meer dan één persoon moet bestaan en niet uit een bestuurder mag bestaan.
De kantonrechter wees andere verzoeken af, zoals de vraag over het onderhoud van de fietsenbergingen, omdat daar geen besluit over was genomen tijdens de vergadering. Notulen hoeven geen integrale teksten van adviezen op te nemen, zolang deze beschikbaar zijn voor de leden.
Tot slot werden de proceskosten gecompenseerd, wat betekende dat elke partij haar eigen kosten droeg, aangezien beide partijen deels in het gelijk en deels in het ongelijk waren gesteld. Deze uitspraak benadrukt het belang van correcte procedures binnen VvE’s en de noodzaak om bij geschillen de juiste juridische wegen te bewandelen.
Lees de originele uitspraak hier.
Disclaimer: Deze samenvatting is automatisch gegenereerd en kan daardoor fouten bevatten.
Raadpleeg altijd de originele uitspraak.