VvErechtspraak.nl
Geen resultaten
Bekijk alle resultaten
  • VvE beheer
  • VvE-Incasso
  • Aansprakelijkheid bestuur
  • Procesrecht
  • Overlast en hinder
  • Onderhoud
  • Overige categorieën
    • Bestemming van het appartement
    • Diversen
    • Lekkage en andere schade
    • Rechtsgeldigheid VvE besluit
    • Verbouwingen
    • Verduurzaming
    • Verjaring in de VvE
    • Vervangende machtiging
    • Wijzigingen van de splitsingsakte
  • VvE beheer
  • VvE-Incasso
  • Aansprakelijkheid bestuur
  • Procesrecht
  • Overlast en hinder
  • Onderhoud
  • Overige categorieën
    • Bestemming van het appartement
    • Diversen
    • Lekkage en andere schade
    • Rechtsgeldigheid VvE besluit
    • Verbouwingen
    • Verduurzaming
    • Verjaring in de VvE
    • Vervangende machtiging
    • Wijzigingen van de splitsingsakte
Geen resultaten
Bekijk alle resultaten
VvErechtspraak.nl
Geen resultaten
Bekijk alle resultaten

ECLI:NL:RBDHA:2025:11496 huurgeschil bevestigt mondelinge huurovereenkomst

by VvERechstpraak.nl
10/07/2025
Reading Time: 2 mins read
A A
0

De zaak in het kort

In deze zaak voor de rechtbank Den Haag stond de vraag centraal of er een huurovereenkomst tot stand was gekomen tussen de eiser en de gedaagde voor een appartement. De eiser beweerde dat er een mondelinge overeenkomst was bereikt over de huurvoorwaarden, ondanks dat er vragen werden gesteld over bijkomende zaken zoals gemeentelijke heffingen en energiecontracten. De gedaagde betwistte dit en voerde aan dat er geen volledige overeenstemming was over de huurovereenkomst en dat er geen schriftelijke vastlegging was. De kantonrechter werd gevraagd om te bepalen of er een bindende overeenkomst was en of de gedaagde verplicht was om de woning aan de eiser te verhuren.

Gerelateerde uitspraken

ECLI:NL:GHAMS:2025:1786 belastingrechtelijk hoger beroep over WOZ-waarde woning

ECLI:NL:RBGEL:2025:5206 kort geding over aanbiedingsverplichting bedrijfsruimte

ECLI:NL:GHARL:2025:1261 gerechtshof onderzoekt ondertoezichtstelling van twee minderjarigen

Het verloop van het proces en de feiten

De procedure begon met een dagvaarding waarin de eiser de rechtbank verzocht de gedaagde te veroordelen tot nakoming van de verplichtingen uit de huurovereenkomst. De eiser had de huurovereenkomst voor zijn huidige woning in zijn woonplaats opgezegd, wat betekende dat hij dringend behoefte had aan de nieuwe woonruimte in Den Haag vanwege zijn werk. De gedaagde, eigenaar van het appartement, hield vol dat er geen overeenkomst was omdat niet over alle essentiële elementen overeenstemming was bereikt.

Tijdens de mondelinge behandeling op 24 juni 2025 werden beide partijen gehoord. De eiser legde documenten voor waaruit bleek dat er overeenstemming was over de belangrijkste huurvoorwaarden: de huurprijs, de duur van de overeenkomst en de waarborgsom. De gedaagde voerde aan dat de huurovereenkomst niet tot stand was gekomen vanwege de afwezigheid van een schriftelijke overeenkomst en vanwege de vragen die de eiser stelde na ontvangst van het concept van de makelaar.

De beslissing van de rechtbank

De kantonrechter oordeelde dat er wel degelijk sprake was van een huurovereenkomst. De rechtbank stelde vast dat de belangrijkste elementen van de overeenkomst waren overeengekomen, namelijk de huurprijs, de duur van de huur en de waarborgsom. Het feit dat de eiser aanvullende vragen had gesteld over andere zaken, zoals gemeentelijke heffingen en energiecontracten, deed hier niets aan af. De rechter benadrukte dat er geen schriftelijkheidsvereiste is voor de totstandkoming van een huurovereenkomst.

De rechtbank oordeelde ook dat de gedaagde niet kon terugkomen op de overeenkomst door te stellen dat ze het appartement in de verkoop wilde zetten vanwege veranderde wetgeving omtrent tijdelijke verhuur. De makelaar, die de gedaagde vertegenwoordigde, had namens haar gehandeld en de concept-overeenkomst naar de eiser gestuurd. Dit betekende dat de gedaagde gebonden was aan de gemaakte afspraken.

Op basis van deze bevindingen veroordeelde de rechtbank de gedaagde om de huurovereenkomst na te komen en de eiser toegang te verschaffen tot de woning. Daarnaast werd een dwangsom opgelegd voor elke dag dat de gedaagde niet aan de verplichtingen voldeed, met een maximum van € 10.000. De gedaagde werd ook veroordeeld tot het betalen van de proceskosten. De uitspraak werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat deze onmiddellijk ten uitvoer kan worden gelegd, zelfs als er hoger beroep wordt aangetekend.

Lees de originele uitspraak hier.

ADVERTISEMENT

Disclaimer: Deze samenvatting is automatisch gegenereerd en kan daardoor fouten bevatten.
Raadpleeg altijd de originele uitspraak.

ShareSendSend
Previous Post

ECLI:NL:OGEAC:2025:135 VVE Marbella Estate wint geschil afbraak carport

Next Post

ECLI:NL:RBMNE:2025:2916 onderaannemer moet facturen voor glasvezelproject betalen

Gerelateerde uitspraken>>>

Verjaring in de VvE

ECLI:NL:GHAMS:2025:1786 belastingrechtelijk hoger beroep over WOZ-waarde woning

12/07/2025
Verjaring in de VvE

ECLI:NL:RBGEL:2025:5206 kort geding over aanbiedingsverplichting bedrijfsruimte

11/07/2025
Verjaring in de VvE

ECLI:NL:GHARL:2025:1261 gerechtshof onderzoekt ondertoezichtstelling van twee minderjarigen

10/07/2025

VvErechtspraak.nl

  • Contact
  • Over ons

Bezoek ook eens

Alle rechten onder voorbehoud © 2025 VvE Rechtspraak.

Geen resultaten
Bekijk alle resultaten
  • VvE beheer
  • VvE-Incasso
  • Aansprakelijkheid bestuur
  • Procesrecht
  • Overlast en hinder
  • Onderhoud
  • Overige categorieën
    • Bestemming van het appartement
    • Diversen
    • Lekkage en andere schade
    • Rechtsgeldigheid VvE besluit
    • Verbouwingen
    • Verduurzaming
    • Verjaring in de VvE
    • Vervangende machtiging
    • Wijzigingen van de splitsingsakte

Alle rechten onder voorbehoud © 2025 VvE Rechtspraak.