De zaak in het kort
In deze zaak betreft het een hoger beroep tegen een beslissing van de kinderrechter in de rechtbank Midden-Nederland om twee minderjarige kinderen onder toezicht te stellen van de William Schrikker Stichting Jeugdbescherming & Jeugdreclassering (GI) vanaf 16 oktober 2024 tot 16 oktober 2025. Het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden heeft deze beslissing bekrachtigd. De reden hiervoor is dat het hof van oordeel is dat de kinderen nog steeds ernstig in hun ontwikkeling worden bedreigd. Het hof heeft geconstateerd dat er onduidelijkheden bestaan over de hulp die de ouders ontvangen en de voortgang daarvan, en dat er onvoldoende informatie beschikbaar is over de ontwikkeling van de kinderen.
Het verloop van het proces en de feiten
De procedure begon toen de kinderrechter in de rechtbank Midden-Nederland op 16 oktober 2024 besliste om de kinderen onder toezicht van de GI te stellen. De moeder, die in hoger beroep ging, stelde dat zij en de vader met behulp van externe hulp in staat zouden zijn om een stabiele basis voor hun kinderen te vormen. Echter, bij de mondelinge behandeling in hoger beroep kon de moeder geen bewijs overleggen van de assertieve hulp die zij en de vader ontvingen, noch over de huidige ontwikkeling van de kinderen.
Tijdens het hoger beroep heeft het hof de moeder de mogelijkheid gegeven om aanvullende informatie te verstrekken over de hulp die zij en de vader individueel en gezamenlijk kregen, alsmede over de ontwikkeling van de kinderen. De moeder slaagde er niet in om voldoende relevante informatie te verstrekken. Zij overhandigde slechts een bevestiging van een intakegesprek met een psycholoog en enkele grafieken van het consultatiebureau zonder verdere uitleg.
De vader heeft in het verleden fors geweld gebruikt tegen de moeder en na een verblijf in een tbs-kliniek woont hij sinds maart 2025 weer bij het gezin. Dit maakt de situatie nieuw en complex voor het gezin. De reclassering had toestemming gegeven voor zijn terugkeer naar het gezin, maar het hof vond dat het niet duidelijk was welke risico’s er precies beheersbaar waren, of het nu ging om het risico op herhaling van huiselijk geweld of om het gezamenlijke opvoedingsvermogen.
De beslissing van de rechtbank.
Het hof heeft de beslissing van de kinderrechter bekrachtigd om de kinderen onder toezicht te stellen. Het hof oordeelde dat de kinderen nog steeds ernstig in hun ontwikkeling werden bedreigd en dat de gezinssituatie een bovengemiddelde draaglast kende. De geschiedenis van geweld binnen het gezin en het ontbreken van duidelijke informatie over de ontvangen hulp en de ontwikkeling van de kinderen droegen bij aan deze beslissing. Het hof benadrukte dat omdat de kinderen erg jong en afhankelijk zijn, hun ontwikkeling nauwlettend gevolgd moet worden door de GI.
Hoewel er op dat moment nog geen gezinsbeschermer beschikbaar was voor de moeder en de kinderen, vond het hof dat dit geen invloed had op de noodzaak van de ondertoezichtstelling. Het hof achtte het wel noodzakelijk dat er op korte termijn een jeugdbeschermer aan het gezin zou worden gekoppeld. Daarnaast besloot het hof dat elke partij de eigen kosten moest dragen, gezien het feit dat het hier om een kinderbeschermingsmaatregel ging. Deze beslissing werd in het openbaar uitgesproken op 24 juni 2025 door de mrs. S. Kuijpers, I.G.M.T. Weijers-van der Marck en A.T. Bol, in samenwerking met de griffier.
Lees de originele uitspraak hier.
Disclaimer: Deze samenvatting is automatisch gegenereerd en kan daardoor fouten bevatten.
Raadpleeg altijd de originele uitspraak.