De zaak in het kort
De Raad van State heeft uitspraak gedaan over het bestemmingsplan “Zuidas-Parnas Fred Roeskestraat 55 partiële herziening” dat door de gemeente Amsterdam is vastgesteld. Het bestemmingsplan voorziet in de ontwikkeling van het ‘Parnascomplex’, een gebouw met zowel woon- als werkfuncties. De Vereniging van Eigenaars (VvE) Wodan, bestaande uit bewoners van de Dirk Schäferstraat, en enkele andere appellanten, hebben beroep aangetekend tegen dit plan. Zij vrezen dat hun woon- en leefklimaat wordt aangetast door onder meer de toegestane bouwhoogte, verkeersdrukte, parkeertekorten, schaduwwerking, vermindering van groen en andere effecten van het gebouw. De Raad van State heeft echter geoordeeld dat deze bezwaren ongegrond zijn en het bestemmingsplan in stand gelaten.
Het verloop van het proces en de feiten
Het proces begon met de vaststelling van het bestemmingsplan door de gemeente Amsterdam op 27 maart 2024. Het plan werd ontworpen om ruimte te bieden aan het Parnascomplex, dat zou dienen als een overgangsgebied tussen de hoge bebouwing van de Amsterdamse Zuidas en de lagere stedelijke dichtheid van de Fred. Roeskestraat. De VvE Wodan en andere appellanten, die op een afstand van 35 meter van het plangebied wonen, maakten bezwaar tegen de planologische veranderingen. Zij dienden een beroep in bij de Raad van State, waarin zij hun zorgen uitten over diverse aspecten van het plan.
De appellanten stelden dat de maximale bouwhoogte van 28,4 meter niet passend was in de omgeving en dat er zelfs binnenplanse afwijkingsmogelijkheden bestonden die het gebouw nog hoger konden maken. Daarnaast maakten zij zich zorgen over de verkeers- en parkeeroverlast, de afname van zonlicht door schaduwwerking van het gebouw, de vermindering van openbaar groen en de mogelijke wateroverlast die het gebouw zou kunnen veroorzaken. Ze stelden ook dat het plan zou leiden tot windhinder en dat andere aspecten van hun woon- en leefklimaat, zoals uitzicht en privacy, negatief beïnvloed zouden worden. Bovendien gaven zij aan dat alternatieve invullingen van het plangebied, zoals een getrapte vormgeving van het gebouw, onvoldoende in overweging waren genomen.
Het gemeentebestuur en het Rijksvastgoedbedrijf, de initiatiefnemer van het plan, verdedigden het plan en dienden verweerschriften in. Zij stelden onder meer dat het gebied in kwestie een overgangszone is die de hoge en lage bebouwing met elkaar verbindt, en dat het plan voldoende voorziet in maatregelen om de nadelige effecten op te vangen. Tijdens de zitting op 27 juni 2025 werd het geschil verder behandeld, waarbij beide partijen hun standpunten uiteenzetten.
De beslissing van de rechtbank.
De Raad van State heeft de bezwaren van VvE Wodan en de andere appellanten als ongegrond verklaard. De rechtbank oordeelde dat de gemeente Amsterdam voldoende belanghebbenden had afgewogen bij de vaststelling van het bestemmingsplan. Het argument dat de toegestane bouwhoogte niet passend zou zijn, werd verworpen omdat de raad had aangetoond dat het plan aansluit bij het stedenbouwkundig karakter van het gebied. Daarnaast oordeelde de rechtbank dat de gemeente de verkeers- en parkeersituatie adequaat had onderzocht en dat er voldoende capaciteit was om de verwachte toename op te vangen.
Wat betreft de schaduwwerking oordeelde de rechtbank dat de gemeente de juiste normen had toegepast en dat er sprake was van een aanvaardbare situatie. De rechtbank verwierp ook de bezwaren over groenvermindering, aangezien er plannen waren voor de aanleg van groenvoorzieningen rondom het gebouw en maatregelen om bestaande bomen te behouden. De zorgen over wateroverlast werden evenmin gedeeld door de rechtbank, die stelde dat er voldoende garanties waren voor grondwaterneutraal bouwen.
De rechtbank vond verder dat er geen wettelijke normen zijn voor windhinder en dat de gemeente het windklimaat voldoende had onderzocht en onderbouwd. Ook de overige bezwaren met betrekking tot het woon- en leefklimaat, zoals vermindering van uitzicht en privacy, werden afgewezen. Tot slot oordeelde de rechtbank dat de alternatieve invulling van het plangebied, zoals voorgesteld door de appellanten, minder voordelen bood en daarom terecht was afgewezen door de gemeente.
De Raad van State concludeerde dat de gemeente Amsterdam in haar recht stond bij de vaststelling van het bestemmingsplan en dat de bezwaren van de VvE Wodan en de andere appellanten ongegrond waren. De raad hoefde geen proceskosten te vergoeden aan de appellanten.
Lees de originele uitspraak hier.
Disclaimer: Deze samenvatting is automatisch gegenereerd en kan daardoor fouten bevatten.
Raadpleeg altijd de originele uitspraak.