De zaak in het kort
In deze rechtszaak, behandeld door de rechtbank Rotterdam, hebben vier verzoekers, die deel uitmaken van een Vereniging van Eigenaren (VvE), de kantonrechter gevraagd om besluiten van de algemene ledenvergaderingen (ALV) van de VvE nietig te verklaren of te vernietigen. De verzoekers betwisten de rechtsgeldigheid van het besluit van 29 maart 2023, waarin de VvE-bijdrage voor 2023 werd vastgesteld, en van besluiten van 20 september 2023, waarin een incassomandaat werd verleend. De rechtbank heeft de verzoeken afgewezen, aangezien de besluiten niet strijdig zijn met de wet of de statuten en de VvE rechtsgeldig is verschenen in de procedure.
Het verloop van het proces en de feiten
De verzoekers zijn vier voormalige eigenaren van woningen binnen een VvE, waarvan de woningen zich in een apart gedeelte van het complex bevinden, bekend als ‘de toren’. Op 29 maart 2023 vond een ALV plaats waarbij werd gestemd over een verhoging van de VvE-bijdrage. De verhoging werd unaniem aangenomen, hoewel enkele leden, waaronder twee van de verzoekers, om de onderliggende berekeningen vroegen.
De verzoekers weigerden de verhoging vanaf april 2023 te betalen, hoewel de contributies bij een van hen werden geïnd vanwege een eerder afgegeven machtiging. Op 20 september 2023 vond opnieuw een ALV plaats, waar werd gestemd over het verlenen van een incassomandaat aan het bestuur voor het incasseren van betalingsachterstanden en het opnemen van een doorlopend incassomandaat in het huishoudelijk reglement. Beide voorstellen werden aangenomen.
De verzoekers dienden een verzoekschrift in op 20 oktober 2023, dat later werd aangevuld. De zaak werd enige tijd aangehouden voor mediation, maar toen dit geen resultaat opleverde, werd een mondelinge behandeling gepland. Tijdens de zitting op 12 februari 2025 werden de bezwaren van de verzoekers besproken. De VvE kreeg nog de kans om schriftelijk te reageren op aanvullende verzoeken van de verzoekers, waarna de procedure werd voortgezet.
De beslissing van de rechtbank
De kantonrechter oordeelde dat de verzoeken van de verzoekers niet toewijsbaar waren. De rechtbank stelde dat de besluiten van de VvE niet nietig waren en dat de VvE-bijdrage correct was vastgesteld op basis van een begroting die reguliere lasten dekte, naast het reservefonds voor onderhoud. Het besluit van 29 maart 2023 was niet nietig omdat het niet in strijd was met de wet, en een onjuiste oproeping zou hoogstens tot vernietigbaarheid hebben geleid, waarvoor de termijn inmiddels was verstreken.
De besluiten van 20 september 2023 waren niet vernietigbaar. Het incassomandaat was rechtmatig, omdat de VvE correct had gehandeld bij het vaststellen en innen van de VvE-bijdragen. De rechtbank vond geen bewijs voor onjuiste berekeningen of gebrek aan overleg voorafgaand aan incassomaatregelen. Verder was het opnemen van een doorlopend incassomandaat in het huishoudelijk reglement toegestaan en niet in strijd met de splitsingsakte.
De kantonrechter oordeelde ook dat de verzoekers ontvankelijk waren in hun verzoeken, ondanks dat een van hen inmiddels geen VvE-lid meer was. Het belang bij de verzoeken bleef bestaan vanwege de periodes waarin de besluiten waren genomen. Aangezien de verzoekers ongelijk kregen, werden zij veroordeeld tot betaling van de proceskosten van de VvE, begroot op € 677,-. De beschikking werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat deze direct uitgevoerd kan worden, zelfs als er een hoger beroep wordt ingesteld.
Lees de originele uitspraak hier.
Disclaimer: Deze samenvatting is automatisch gegenereerd en kan daardoor fouten bevatten.
Raadpleeg altijd de originele uitspraak.