De zaak in het kort
In deze zaak behandeld door de rechtbank Rotterdam, aangespannen door Koers Groep B.V. tegen vijftien gedaagden, gaat het om een geschil over aannemingsovereenkomsten en al dan niet verricht meerwerk aan een gebouw in Vlaardingen. Het geschil betreft de betaling van openstaande bedragen voor aannemingswerk en meerwerk dat Koers Groep B.V. stelt te hebben uitgevoerd, evenals tegenvorderingen van de gedaagden voor niet-voltooide werkzaamheden.
Het verloop van het proces en de feiten
De gedaagden, aangeduid als [persoon 1] c.s., kochten in 2017/2018 veertien appartementen in het Hollandia-gebouw te Vlaardingen. Dit gebouw, een voormalig kantoorpand en rijksmonument, werd door projectontwikkelaar Hermon Erfgoed niet afgemaakt. Vervolgens werd Koers Groep B.V., een aannemingsbedrijf, ingeschakeld om renovatiewerkzaamheden uit te voeren. In maart 2021 werden hiervoor veertien afzonderlijke aannemingsovereenkomsten gesloten. Naast deze overeenkomsten werd er ook individueel meerwerk uitgevoerd, vastgelegd in opdrachtbevestigingen.
De Vereniging van Eigenaren (VvE) van het gebouw, met [persoon 12 A] als voorzitter, gaf Houdijk Architecten opdracht voor bouwbegeleiding. Koers startte op 29 maart 2021 met de werkzaamheden, maar meldde in november van dat jaar dat sprake was van meerwerk, wat tot discussie leidde. Uiteindelijk staakte Koers in maart 2022 haar werkzaamheden. In april dat jaar werden ze door [persoon 1] c.s. in gebreke gesteld, en in juli volgde de ontbinding van de overeenkomsten door [persoon 1] c.s.
De beslissing van de rechtbank.
De rechtbank oordeelt over verschillende onderdelen van de vorderingen en tegenvorderingen. Koers vordert betaling van openstaande bedragen voor aanneemtermijnen en meerwerk. De gedaagden, [persoon 1] c.s., ontkennen opdracht te hebben gegeven voor het meerwerk en stellen dat de VvE de kosten heeft gedragen, niet zijzelf direct. Ook betwisten zij de oplevering van het werk, waardoor zij menen dat de laatste aanneemtermijn niet verschuldigd is.
De rechtbank stelt vast dat de overeenkomsten tussen partijen niet uitdrukkelijk voorzien in meerwerk, en dat Koers niet voldoende heeft aangetoond dat [persoon 1] c.s. daartoe opdracht hebben gegeven. Bij gebrek aan bewijs voor de opdracht tot meerwerk, kan Koers geen aanspraak maken op betaling daarvan. Bovendien heeft Koers [persoon 1] c.s. onvoldoende geïnformeerd over prijsverhogingen door meerwerk, wat volgens de wettelijke regels noodzakelijk is. De vordering van Koers voor meerwerk wordt dan ook afgewezen.
Wat betreft de onbetaalde aanneemtermijnen, heeft Koers niet aangetoond dat het werk is opgeleverd, wat een voorwaarde is voor betaling van de laatste termijn. De rechtbank oordeelt dat [persoon 1] c.s. de overeenkomsten rechtsgeldig hebben ontbonden vanwege de tekortkomingen van Koers, die uit eigen beweging stopte met de werkzaamheden. Koers heeft haar verplichtingen niet nagekomen, wat [persoon 1] c.s. het recht geeft de overeenkomsten te ontbinden.
Voor de tegenvorderingen in reconventie van [persoon 1] c.s. voor de kosten van herstel en voltooiing van het werk, stelt de rechtbank dat er onvoldoende bewijs is voor hun claims. Het rapport van het onderzoeksbureau Propendum kan niet als doorslaggevend bewijs worden beschouwd omdat Koers niet de mogelijkheid had om bij het onderzoek aanwezig te zijn. De rechtbank beveelt een nieuw deskundigenonderzoek aan om de feitelijke staat van het werk en de kosten voor herstel vast te stellen.
De zaak wordt aangehouden voor nadere uitlating van partijen over het te benoemen deskundige en de te stellen vragen aan deze deskundige. Dit biedt partijen de mogelijkheid om de zaak eventueel in onderling overleg af te handelen, wat kosten kan besparen. De rechtbank houdt de verdere beslissingen aan in afwachting van deze uitlatingen en het eventuele deskundigenrapport.
Lees de originele uitspraak hier.
Disclaimer: Deze samenvatting is automatisch gegenereerd en kan daardoor fouten bevatten.
Raadpleeg altijd de originele uitspraak.