De zaak in het kort
Deze zaak betreft een geschil tussen een Vereniging van Eigenaren (VvE) en een appartementseigenaar, [gedaagde], die wijzigingen heeft aangebracht aan de gemeenschappelijke delen van een appartementsgebouw zonder de benodigde toestemming van de VvE. De VvE vorderde dat [gedaagde] deze wijzigingen ongedaan zou maken. [gedaagde] diende een tegenvordering in, eisen dat de VvE bijdraagt aan de kosten van de verbouwing en medewerking verleent aan de uitvoering van een eerder gesloten vaststellingsovereenkomst. De rechtbank wees de vorderingen van de VvE grotendeels af en honoreerde de tegenvordering van [gedaagde] met betrekking tot de vaststellingsovereenkomst.
Het verloop van het proces en de feiten
Het proces begon met een dagvaarding op 12 december 2023, waarin de VvE een voorlopige voorziening aanvroeg. [gedaagde], die de tweede etage van het gebouw bewoont en de derde en vierde etage verbouwt, diende een tegenvordering in. De zaak omvatte verschillende fases, waaronder een descente en mondelinge behandeling, en eindigde met een uitspraak op 28 mei 2025.
De VvE, opgericht in 1973, beheert een gebouw dat in vier appartementsrechten is gesplitst. [gedaagde] is eigenaar van één van deze rechten. In 2018 en 2019 werden plannen voor wijzigingen aan het trappenhuis en de vierde etage van het gebouw door de VvE afgewezen. Uiteindelijk werd een vaststellingsovereenkomst gesloten, waarin toestemming werd gegeven voor een van de voorgestelde plannen (plan B).
In 2021 werd [gedaagde] eigenaar van het appartement en stelde zij opnieuw een ander plan (plan A) voor, dat door de VvE werd afgewezen. [gedaagde] startte vervolgens met een verbouwing, waarvoor geen toestemming was gevraagd, maar waarvoor later wel door de VvE toestemming werd verleend voor bepaalde delen, zoals de achtergevel.
De beslissing van de rechtbank
De rechtbank oordeelde dat de vaststellingsovereenkomst, die plan B mogelijk maakte, een kwalitatief recht is dat met de eigendom van het appartement op [gedaagde] is overgegaan. Hierdoor kon [gedaagde] de VvE dwingen tot medewerking aan de uitvoering van dit plan. De VvE had geen recht om de wijzigingen door [gedaagde] ongedaan te laten maken, aangezien het om privégedeelten ging en er geen toestemming nodig was, tenzij het de constructieve hechtheid van het gebouw zou betreffen, wat niet was aangetoond.
De rechtbank wees de vorderingen van de VvE tot het ongedaan maken van de wijzigingen af, behalve de verwijdering van een bouwdeur. [gedaagde] moet deze deur verwijderen, omdat deze gemeenschappelijke toegang tot het trappenhuis blokkeert. De tegenvordering van [gedaagde] voor medewerking aan de vaststellingsovereenkomst werd toegewezen. De VvE moet meewerken aan de wijziging van de splitsingsakte om de eigendom van de overloop op de vierde etage over te dragen aan [gedaagde]. Indien de VvE niet meewerkt, zal dit vonnis in de plaats komen van de benodigde medewerking.
Verder werd [gedaagde] veroordeeld tot de betaling van proceskosten in reconventie, terwijl de VvE de kosten in conventie moet betalen. De rechtbank wees de vordering van [gedaagde] om de VvE te laten bijdragen aan de onderhoudskosten van de gemeenschappelijke gedeelten af, omdat er geen toestemming voor deze werkzaamheden was gevraagd.
In het vonnis werden verschillende dwangsommen vastgesteld voor het geval van niet-naleving van de uitspraak, met een maximum van € 2.500,00 voor de verwijdering van de bouwdeur. De rechtbank verklaarde de beslissingen uitvoerbaar bij voorraad, wat betekent dat deze onmiddellijk uitgevoerd moeten worden, ook als er hoger beroep wordt aangetekend.
Lees de originele uitspraak hier.
Disclaimer: Deze samenvatting is automatisch gegenereerd en kan daardoor fouten bevatten.
Raadpleeg altijd de originele uitspraak.