De zaak in het kort
De Vereniging van Eigenaren (VvE) eiste dat de gedaagde, die verbouwingen uitvoerde aan de derde en vierde etage van een gebouw, de aangebrachte wijzigingen ongedaan maakt. De gedaagde voerde een tegenvordering in, waarbij zij wilde dat de VvE meewerkt aan de uitvoering van een eerder gesloten vaststellingsovereenkomst en bijdraagt in de kosten van werkzaamheden aan de gemeenschappelijke achtergevel. De rechtbank wees de vorderingen van de VvE af en kende de tegenvordering van de gedaagde toe, met uitzondering van de bijdrage in de kosten voor de achtergevel, waarvoor de gedaagde geen toestemming had gevraagd.
Het verloop van het proces en de feiten
De VvE vorderde dat de wijzigingen die de gedaagde had aangebracht aan gemeenschappelijke delen van het gebouw ongedaan werden gemaakt, waaronder het verwijderen van een bouwdeur en het terugplaatsen van gangmuren. De gedaagde betwistte de vorderingen van de VvE en stelde dat de wijzigingen onderdeel waren van een overeengekomen vaststellingsovereenkomst, die toestond dat bepaalde aanpassingen werden gedaan aan de gemeenschappelijke ruimtes.
Het geschil draaide onder andere om de vraag of de vaststellingsovereenkomst bindend was voor de gedaagde, die het appartementsrecht van haar vader had overgenomen. De VvE betoogde dat de overeenkomst met wederzijds goedvinden was beëindigd en dat de gedaagde afstand had gedaan van haar rechten. De rechtbank oordeelde echter dat de vaststellingsovereenkomst een kwalitatief recht inhield dat was overgegaan op de gedaagde bij de eigendomsoverdracht.
Verder eiste de VvE dat de gedaagde een bouwdeur zou verwijderen en de gangmuren zou terugplaatsen. De gedaagde stelde dat de bouwdeur tijdelijk was voor veiligheidsredenen en dat de gangmuren waren teruggeplaatst volgens de overeengekomen plannen. De rechtbank vond dat de bouwdeur in strijd was met het modelreglement omdat het de toegang tot gemeenschappelijke delen beperkte.
Ten aanzien van de gangmuren stelde de rechtbank vast dat deze volgens de vaststellingsovereenkomst waren geplaatst, waardoor de VvE geen belang had bij terugplaatsing of vervanging. Ook was gebleken dat de achtergevel van de vierde etage al hersteld was, waardoor de VvE geen belang meer had bij die vordering.
Andere vorderingen van de VvE, zoals het herstellen van een doorbraak in de constructie en het afwerken van de buitenmuur, werden eveneens afgewezen omdat de werkzaamheden geen toestemming van de VvE vereisten of omdat er geen constructieve gevolgen waren vastgesteld.
De beslissing van de rechtbank
De rechtbank concludeerde dat de tegenvordering van de gedaagde tot medewerking aan de vaststellingsovereenkomst toewijsbaar was. Dit hield in dat de VvE moest meewerken aan de wijziging van de splitsingsakte om de eigendomsoverdracht van de overloop op de vierde etage te voltooien. Indien de VvE deze medewerking niet binnen een redelijke termijn verleende, zou het vonnis in de plaats treden van de vereiste handtekeningen voor de wijziging van de akte.
De rechtbank wees de vorderingen van de VvE over het algemeen af, behalve de eis tot verwijdering van de bouwdeur op de tweede etage, waarvoor een dwangsom werd opgelegd als de gedaagde en Four Kroost niet binnen de gestelde termijn aan de veroordeling zouden voldoen.
Daarnaast werd de VvE veroordeeld in de proceskosten van de gedaagde, omdat de VvE grotendeels in het ongelijk was gesteld. De rechtbank wees ook de reconventionele vordering van de gedaagde tot betaling van onderhoudskosten door de VvE af, omdat de werkzaamheden zonder toestemming van de VvE waren uitgevoerd.
De uitspraak benadrukte de noodzaak voor appartementseigenaren om toestemming te vragen voor werkzaamheden aan gemeenschappelijke delen, maar erkende ook het belang van het respecteren van overeengekomen vaststellingsovereenkomsten die kwalitatieve rechten omvatten.
Lees de originele uitspraak hier.
Disclaimer: Deze samenvatting is automatisch gegenereerd en kan daardoor fouten bevatten.
Raadpleeg altijd de originele uitspraak.