De zaak in het kort
De Rechtbank Amsterdam heeft op 16 juli 2025 uitspraak gedaan in een zaak waarin Rajaz Vastgoed B.V., een onderneming die bedrijfsvastgoed verhuurt, een schadevordering heeft ingediend tegen de bestuurders van een bedrijf dat een pand van Rajaz huurde. De zaak draait om bestuurdersaansprakelijkheid wegens verhaalsfrustratie bij de ontruiming van het bedrijfspand. De rechtbank oordeelt dat de bestuurders van het bedrijf verantwoordelijk worden gehouden voor de frustratie van verhaalsmogelijkheden, waardoor Rajaz schade lijdt. Het bedrijf had een huurovereenkomst met Rajaz en is op een gegeven moment gestopt met het betalen van huur. Uiteindelijk heeft het bedrijf het pand ontruimd zonder de huurachterstand te betalen, wat leidde tot juridische stappen van Rajaz.
Het verloop van het proces en de feiten
Rajaz Vastgoed B.V. verhuurde een bedrijfspand aan [bedrijf], een onderneming bestuurd door [gedaagde 1] en [gedaagde 3]. Bij de start van de huurovereenkomst betaalde [bedrijf] een waarborgsom van € 9.075. Na enige tijd ontstond er echter een huurachterstand en vanaf juli 2023 betaalde [bedrijf] helemaal geen huur meer. Rajaz startte een kort geding en kreeg gelijk van de kantonrechter, die de ontruiming van het pand en de betaling van de huurachterstand beval.
Eind oktober 2023 werd het pand ontruimd, maar [bedrijf] voldeed niet aan de betalingsverplichting. Rajaz stelde vervolgens [gedaagde 1] en [gedaagde 3] persoonlijk aansprakelijk voor de schade die volgde op de ontruiming. Rajaz legde conservatoir beslag op de woning van [gedaagde 1] om haar vordering veilig te stellen.
De beslissing van de rechtbank
De rechtbank heeft geoordeeld dat [gedaagden] aansprakelijk zijn voor de verhaalsfrustratie bij de ontruiming van het bedrijfspand. De rechtbank constateert dat [gedaagden] verhaalsmogelijkheden voor Rajaz hebben gefrustreerd door de inventaris van het pand te laten verdwijnen voordat Rajaz haar vordering kon incasseren. Dit resulteerde in een persoonlijk ernstig verwijt aan de bestuurders vanwege het onzorgvuldige handelen.
De rechtbank veroordeelt [gedaagde 1] en [gedaagde 3] tot betaling van een schadevergoeding aan Rajaz ter hoogte van € 9.574,96, vermeerderd met wettelijke rente. Ook moeten zij de buitengerechtelijke kosten en beslagkosten aan Rajaz vergoeden. De rechtbank oordeelt dat andere gedragingen van [gedaagden], zoals het aangaan van de huurovereenkomst en de periode van niet-betaling van de huur, niet leiden tot bestuurdersaansprakelijkheid. Daarnaast acht de rechtbank de gestelde schade aan het pand onvoldoende onderbouwd door Rajaz. De veroordelingen zijn hoofdelijk en uitvoerbaar bij voorraad, wat betekent dat ze ook uitgevoerd moeten worden als er hoger beroep wordt ingesteld.
In de voorwaardelijke reconventie, waarin [gedaagde 1] opheffing van het beslag vordert, wordt niet behandeld omdat de voorwaarde waaronder deze is ingesteld niet is vervuld. Tot slot wordt Rajaz veroordeeld in de proceskosten ten aanzien van [gedaagde 2], aangezien deze niet aansprakelijk wordt gesteld.
Lees de originele uitspraak hier.
Disclaimer: Deze samenvatting is automatisch gegenereerd en kan daardoor fouten bevatten.
Raadpleeg altijd de originele uitspraak.