De zaak in het kort
In deze zaak draait het om een geschil tussen een appartementseigenaar, [appellante], en de vereniging van eigenaren (VvE) van het Amsterdam Shopping Centre in Sint Maarten. De VvE eist dat de eigenaar jaarlijkse onderhoudsbijdragen betaalt, terwijl [appellante] in reconventie een schadevergoeding vordert vanwege schade aan haar appartement na orkaan Irma. Het gerecht in eerste aanleg heeft de vordering van de VvE grotendeels toegewezen en de reconventionele vordering van [appellante] afgewezen. In hoger beroep heeft de VvE haar eis vermeerderd met een extra jaar aan onderhoudsbijdragen. Het Hof komt in grote lijnen tot dezelfde conclusie als het gerecht, maar met een andere onderbouwing.
Het verloop van het proces en de feiten
Het proces begon toen [appellante] op 27 september 2023 in hoger beroep ging tegen het vonnis van 22 augustus 2023 van het gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten. [Appellante] voerde zeven grieven aan tegen het vonnis, met de eis dat het Hof de vorderingen van de VvE zou afwijzen en haar eigen vorderingen zou toewijzen, inclusief de kosten van beide instanties. De VvE bestreed deze grieven en stelde zelf vijftien grieven tegen het vonnis aan de orde, en vroeg om de toewijzing van haar vermeerderde vorderingen.
De feiten van de zaak zijn als volgt: de gebouwen van het Amsterdam Shopping Centre zijn bij akte gesplitst in appartementsrechten, en de VvE werd opgericht om het beheer te voeren. [Appellante] werd in 2016 eigenaar van een appartement. Tijdens een vergadering van eigenaren in 2017 werd besloten om de gebouwen niet te verzekeren tegen orkaanschade. Na orkaan Irma in september 2017, die aanzienlijke schade veroorzaakte, weigerde [appellante] de jaarlijkse onderhoudsbijdragen te betalen. Zij stelde dat de VvE nalatig was geweest in haar verantwoordelijkheden, wat resulteerde in schade aan haar appartement.
De VvE eiste betaling van achterstallige onderhoudsbijdragen plus rente en incassokosten. [Appellante] eiste op haar beurt schadevergoeding voor de door haar zelf betaalde herstelkosten na de orkaan. De rechtbank in eerste aanleg oordeelde dat [appellante] de onderhoudsbijdragen verschuldigd was en wees haar vordering op schadevergoeding af. De VvE had ook een eisvermeerdering ingediend voor extra jaren, die in hoger beroep werd meegenomen.
De beslissing van de rechtbank.
Het Hof heeft de zaak opnieuw beoordeeld en geconcludeerd dat de VvE niet automatisch aansprakelijk kan worden gesteld voor schade als gevolg van haar onvolkomen taakvervulling, tenzij er sprake is van een toerekenbare tekortkoming of onrechtmatige daad. De VvE had haar verantwoordelijkheden, zoals het beheer van gemeenschappelijke delen en het regelen van verzekeringen, onvoldoende nagekomen, maar dit was niet ernstig genoeg om tot schadeplichtigheid te leiden.
Het Hof wees erop dat [appellante] invloed had kunnen uitoefenen op de besluitvorming van de VvE door deel te nemen aan vergaderingen en eventueel besluiten aan te vechten. Dit had zij echter niet gedaan. Daarnaast vond het Hof dat de VvE voldoende had onderbouwd waarom de onderhoudsbijdragen verschuldigd waren, ondanks het ontbreken van begrotingen en goedkeuringen.
Als gevolg daarvan vernietigde het Hof het eerdere vonnis en veroordeelde [appellante] tot betaling van USD 21.500 aan de VvE, inclusief contractuele rente en incassokosten. Daarbij werd ook bepaald dat de kosten van zowel de eerste aanleg als het hoger beroep voor rekening van [appellante] kwamen. Het Hof achtte de eisvermeerdering van de VvE voor het jaar 2024 terecht en wees alle verdere vorderingen af. De uitspraak werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat deze onmiddellijk ten uitvoer kan worden gelegd, ongeacht eventuele verdere rechtsmiddelen.
Lees de originele uitspraak hier.
Disclaimer: Deze samenvatting is automatisch gegenereerd en kan daardoor fouten bevatten.
Raadpleeg altijd de originele uitspraak.