De zaak in het kort
In deze zaak gaat het om [appellant], die eigenaar is van een bedrijfsruimte met een kelder. Deze kelder is enkel toegankelijk via de oprit van zijn buren, [geïntimeerde 1] en [geïntimeerde 2]. [appellant] claimt dat hij door middel van verjaring een erfdienstbaarheid heeft verworven, wat hem recht zou geven op onbelemmerde toegang tot het perceel van zijn buren om zijn kelder te bereiken. De rechtbank heeft eerder geoordeeld dat er geen sprake is van verkrijgende verjaring en dat de buren niet onrechtmatig handelen door de toegang te beperken. Het gerechtshof bekrachtigt deze uitspraak.
Het verloop van het proces en de feiten
De procedure begon met een dagvaarding van [appellant] op 24 juli 2023, in hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Den Haag, gedateerd 26 april 2023. Het gerechtshof heeft een mondelinge behandeling gehouden op 26 juni 2025. Tijdens deze behandeling hebben beide partijen hun standpunten toegelicht.
[appellant] is sinds 2015 eigenaar van de bedrijfsruimte, die hij van Bronston Holding B.V. heeft gekocht. De toegang tot de kelder loopt via een oprit die eigendom is van [geïntimeerde 1] en [geïntimeerde 2]. Er is een geschil ontstaan over de toegang, nadat de buren het hek afsloten en [appellant] geen gebruik meer kon maken van de oprit om bij zijn kelder te komen. [appellant] beweert dat hij op basis van verjaring een erfdienstbaarheid heeft verkregen, wat de buren betwisten. Volgens hen is er geen sprake van een vastgelegde erfdienstbaarheid in de openbare registers en hebben zij rechtmatig gehandeld.
De beslissing van de rechtbank
Het gerechtshof oordeelt dat er geen sprake is van verkrijgende verjaring omdat [appellant] niet te goeder trouw was op het moment van verkrijging van het pand. Het hof wijst erop dat uit de openbare registers niet blijkt dat een erfdienstbaarheid is gevestigd. Bovendien was er geen onafgebroken bezit van het recht om over de oprit te komen. Het hof concludeert dat [appellant] niet kon aannemen dat hij een recht van erfdienstbaarheid bezat, omdat hij de registers had kunnen raadplegen en kunnen constateren dat er geen erfdienstbaarheid was.
Daarnaast oordeelt het hof dat er geen sprake is van onrechtmatig handelen door de buren, omdat er geen bewijs is van een bestaande afspraak die [appellant] het recht zou geven tot onbelemmerde toegang. Hoewel artikel 28 van de koopovereenkomst vermeldt dat er een afspraak met de eigenaar moet worden vastgelegd, geeft het geen details over de aard van deze afspraak. Het hof concludeert dat de buren niet onrechtmatig handelen door geen onbeperkte en onbelemmerde toegang tot hun oprit te verlenen.
Het hof bekrachtigt het vonnis van de rechtbank en veroordeelt [appellant] in de proceskosten van het hoger beroep, die zijn vastgesteld op €3.522,85. Het arrest is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.
Lees de originele uitspraak hier.
Disclaimer: Deze samenvatting is automatisch gegenereerd en kan daardoor fouten bevatten.
Raadpleeg altijd de originele uitspraak.