De zaak in het kort
De rechtbank Amsterdam heeft op 7 augustus 2025 een tussenvonnis gewezen in een geschil tussen een verhuurder, [eiser], en een huurder, [gedaagde], over de oplevering van een huurwoning en de daarmee samenhangende kosten. De verhuurder vorderde een bedrag van € 4.555,43 van de huurder voor achterstallige huur, blokverwarmingskosten en herstelkosten vanwege gebreken bij oplevering. De huurder erkende een deel van de vorderingen, maar betwistte de hoogte van de blokverwarmingskosten en de redelijkheid van de herstelkosten. Daarnaast diende de huurder een tegenvordering in voor terugbetaling van de waarborgsom. De rechtbank stelde de verhuurder in staat om nader bewijs te leveren over de blokverwarmingskosten voordat een definitieve beslissing wordt genomen.
Het verloop van het proces en de feiten
De huurder had de woning aan de [adres] gehuurd van de verhuurder van 1 maart 2022 tot en met 31 augustus 2024. Na beëindiging van de huurovereenkomst vorderde de verhuurder betaling van onder andere achterstallige huur, blokverwarmingskosten en herstelkosten. De verhuurder had een factuur gepresenteerd voor herstelwerkzaamheden uitgevoerd door Bouwbedrijf Strack, maar de huurder betwistte dat alle kosten gerechtvaardigd waren.
De huurder erkende een huurachterstand van € 4.255,00, maar betwistte het bedrag van de blokverwarmings- en servicekosten, evenals de hoogte van de herstelkosten. De verhuurder had een waarborgsom van € 6.850,00 ontvangen, die werd verrekend met de vorderingen, waardoor de gevorderde hoofdsom uitkwam op € 4.555,43.
In de procedure heeft de kantonrechter onder andere vastgesteld dat de huurder de woning niet in dezelfde staat had opgeleverd als bij aanvang van de huurovereenkomst. Er waren gebreken zoals krassen op vloeren, beschadigde verlichting en slecht onderhouden tuin. Hierdoor was de huurder verplicht om enkele herstelkosten te vergoeden, maar niet alle gevorderde kosten werden toegewezen, omdat de onderbouwing van de verhuurder gedeeltelijk werd betwist.
De beslissing van de rechtbank
De rechtbank besloot dat de huurder een schadevergoeding verschuldigd is voor de gebrekkige oplevering van de woning, maar dat de verhuurder onvoldoende onderbouwing had geleverd voor de volledige herstelkosten. De rechtbank bepaalde daarom dat de huurder slechts de helft van de kosten voor de werkzaamheden van Bouwbedrijf Strack hoefde te betalen, evenals de kosten voor het tuinonderhoud en enkele andere specifieke posten.
Wat betreft de blokverwarmingskosten was er onduidelijkheid over het werkelijke verbruik, aangezien de gemeten verbruiksgegevens van ISTA niet overeenkwamen met de verklaringen van de huurder en de beginwaarden van de meters. De rechtbank gaf de verhuurder de gelegenheid om deze kosten nader toe te lichten.
De rechtbank hield de beslissing over de wettelijke rente, buitengerechtelijke incassokosten en proceskosten aan tot er meer duidelijkheid was over de blokverwarmingskosten. De zaak werd naar de rol van 4 september 2025 verwezen voor een nadere toelichting door de verhuurder, waarna de huurder hierop kon reageren. De verdere beslissing over de vorderingen is afhankelijk van de uitkomsten van deze nadere toelichtingen en reacties.
Lees de originele uitspraak hier.
Disclaimer: Deze samenvatting is automatisch gegenereerd en kan daardoor fouten bevatten.
Raadpleeg altijd de originele uitspraak.