De zaak in het kort
In deze zaak verleende het college van burgemeester en wethouders van Hof van Twente een omgevingsvergunning voor de bouw van 26 appartementen in Markelo. Exploitanten en eigenaren van een nabijgelegen restaurant, die ook boven het restaurant wonen, waren het hiermee oneens. Ze voerden aan dat de vergunning ten onrechte werd verleend zonder voldoende aandacht te besteden aan de parkeerproblematiek. De voorzieningenrechter van de Raad van State werd gevraagd om de vergunning te schorsen totdat er een besluit is genomen in het hoger beroep.
Het verloop van het proces en de feiten
Op 26 september 2023 verleende het college de omgevingsvergunning voor het bouwen van 26 appartementen aan het Burgemeester de Beaufortplein in Markelo. Dit gebeurde in afwijking van het bestemmingsplan, dat normaal gesproken vereist dat er op eigen terrein wordt geparkeerd. Op 25 april 2024 verklaarde het college het bezwaar van onder meer de Vereniging van Eigenaren (VVE) en de eigenaren van het restaurant ongegrond, met aanvullende motivering.
Op 23 mei 2025 oordeelde de rechtbank dat de vergunning terecht verleend was, omdat het college gerechtigd was af te wijken van de parkeerregels uit het bestemmingsplan. De VVE en de restaurant-eigenaren gingen in hoger beroep en vroegen de voorzieningenrechter de omgevingsvergunning te schorsen totdat de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State een definitief oordeel zou vellen.
Tijdens de zitting op 12 augustus 2025 presenteerden beide partijen hun standpunten. Het college verdedigde zijn besluit door te stellen dat de parkeerbehoefte correct was berekend en dat de afwijking van de eigen parkeerregel gerechtvaardigd was. De tegenpartij betoogde dat de parkeerberekeningen onzorgvuldig waren uitgevoerd en dat de verkeerssituatie tijdens de bouwproblematisch was.
De beslissing van de rechtbank
De voorzieningenrechter schorste de omgevingsvergunning van 26 september 2023 en het besluit op bezwaar van 25 april 2024. De rechter oordeelde dat het college de parkeerbehoefte niet zorgvuldig had berekend en onvoldoende had gemotiveerd dat de afwijking van de parkeerregel gerechtvaardigd was. Hierbij werd aangemerkt dat de berekeningen van de parkeerbehoefte niet consistent waren en dat er geen rekening was gehouden met verschillen in parkeerbehoefte op verschillende momenten van de dag.
Daarnaast werd er geoordeeld dat er een spoedeisend belang was bij het verzoek om schorsing, omdat de bouwwerkzaamheden na de bouwvakantie hervat zouden worden. De voorzieningenrechter stelde dat het oordeel een voorlopig karakter heeft en dat het niet bindend is in de bodemprocedure.
Het college werd veroordeeld tot het vergoeden van de proceskosten, waaronder reiskosten, van de verzoekers. Het griffierecht dat de verzoekers hadden betaald, werd eveneens vergoed. De voorzieningenrechter benadrukte dat de schorsing tijdelijk is en dat de uiteindelijke beslissing in het hoger beroep zal worden genomen door de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.
Lees de originele uitspraak hier.
Disclaimer: Deze samenvatting is automatisch gegenereerd en kan daardoor fouten bevatten.
Raadpleeg altijd de originele uitspraak.