De zaak in het kort
De rechtbank Limburg heeft een verzoek van de Verenigingen van Eigenaars (VvE’s) van Maasappartementen te Herten afgewezen. Het verzoek betrof de uitvoering van een voorlopig deskundigenonderzoek naar de kwaliteit van het gevelpleisterwerk van enkele appartementsgebouwen. De VvE’s stelden dat de aannemer, [verweerder], tekort was geschoten in de nakoming van de overeenkomst. De rechtbank oordeelde echter dat het verzoek in strijd was met de goede procesorde en dat de VvE’s onvoldoende belang hadden bij het verzoek, waardoor het werd afgewezen.
Het verloop van het proces en de feiten
De procedure begon met het indienen van een verzoekschrift door de VvE’s, die de belangen behartigen van de appartementseigenaren van Gebouw A, B en D, gelegen aan het Havenkwartier te Herten. Deze gebouwen maken deel uit van het project ‘Maasresidentie Roermond’, gerealiseerd door [verweerder]. De gebouwen werden respectievelijk op 30 november 2018, 11 februari 2019 en 25 februari 2019 opgeleverd. Volgens de VvE’s was het gevelpleisterwerk van de gebouwen ondeugdelijk, wat zij als een tekortkoming in de nakoming van de overeenkomst beschouwden.
Het verzoekschrift van de VvE’s werd op 29 januari 2025 bij de rechtbank ingediend, terwijl de dagvaarding in de hoofdzaak op 6 februari 2025 werd ontvangen. De VvE’s wilden met het deskundigenonderzoek meer zekerheid krijgen over de feiten en omstandigheden die relevant zijn voor hun geschil met [verweerder]. [verweerder] verzette zich tegen het verzoek en stelde dat de VvE’s geen vorderingsrecht hadden en daarom geen belang bij het verzoek hadden, met verwijzing naar artikel 3:303 van het Burgerlijk Wetboek.
Tijdens de mondelinge behandeling op 16 april 2025 waren vertegenwoordigers van de VvE’s en [verweerder] aanwezig, bijgestaan door hun advocaten. De rechtbank bepaalde de beschikking op 3 juli 2025.
De beslissing van de rechtbank.
De rechtbank oordeelde dat het verzoek van de VvE’s om een voorlopig deskundigenonderzoek te laten verrichten in strijd was met de goede procesorde. Volgens de Wet vereenvoudiging en modernisering bewijsrecht, die sinds 1 januari 2025 van kracht is, kunnen voorlopige bewijsverrichtingen alleen voorafgaand aan een procedure worden verzocht. Het doel hiervan is om te voorkomen dat er verschillende, elkaar doorkruisende procedures ontstaan over nagenoeg hetzelfde feitencomplex.
In dit geval vond de rechtbank het verschil in tijd tussen het indienen van het verzoek en de dagvaarding van de hoofdzaak te klein om te rechtvaardigen dat het verzoek zou worden toegewezen. De rechtbank zag geen reden voor de VvE’s om het verzoek los van de hoofdzaak te doen, aangezien de hoofdzaak al aanhangig was en daarbinnen bewijs geleverd kon worden. Het verzoek van de VvE’s werd daarom afgewezen.
De rechtbank veroordeelde de VvE’s tevens in de proceskosten aan de zijde van [verweerder], die werden begroot op € 2.120,00. Deze kosten omvatten griffierecht, salaris advocaat en nakosten. De rechtbank verklaarde de beschikking ten aanzien van de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad. Hiermee werd beoogd een doelmatige en voortvarende rechtspleging te bevorderen, in lijn met de belangen van de wederpartij.
De beslissing van de rechtbank benadrukt het belang van efficiënt procesgedrag en de noodzaak om bewijsverrichtingen tijdig en binnen de juiste procedurele kaders aan te vragen. Dit voorkomt onnodige vertragingen en juridische complicaties die de hoofdzaak kunnen doorkruisen. De uitspraak is gedaan door mr. E.V.L. Heuts en werd op 3 juli 2025 in het openbaar uitgesproken.
Lees de originele uitspraak hier.
Disclaimer: Deze samenvatting is automatisch gegenereerd en kan daardoor fouten bevatten.
Raadpleeg altijd de originele uitspraak.