De zaak in het kort
In deze zaak bij de rechtbank Gelderland betreft het een kort geding waarin de huurster van een winkelruimte, die ook diensten verleent op het gebied van haar- en schoonheidsverzorging, de verhuurder voor de rechter daagt. De huurster vordert dat de verhuurder toestemming verleent voor het aanbrengen van bepaalde voorzieningen aan de buitenzijde van het pand, zoals het wijzigen van de kleurstelling van de toegangsdeur en het aanbrengen van decoratieve elementen. De kantonrechter wijst de vorderingen van de huurster af, omdat zij haar spoedeisend belang niet voldoende aannemelijk heeft gemaakt.
Het verloop van het proces en de feiten
De huurster, die onder de naam [bedrijf] een onderneming exploiteert, huurt sinds 1 maart 2024 een winkelruimte van de verhuurder. De huurovereenkomst is aangegaan voor vijf jaar en kan worden verlengd. De winkelruimte bevindt zich in een pand dat een gemeentelijk monument is, en boven de winkel is een woning gevestigd. De huurovereenkomst bevat bepalingen die vereisen dat wijzigingen aan de buitenzijde van het gehuurde de schriftelijke toestemming van de verhuurder vereisen.
Op 20 maart 2024 schilderde de huurster de toegangsdeur van het gehuurde, wat leidde tot klachten van de bewoners van de bovenwoning en een e-mail van de verhuurder waarin werd gesteld dat de schildering zonder de benodigde toestemming was uitgevoerd. Dit leidde tot een discussie over de noodzaak en het toestemmingsproces voor dergelijke veranderingen, waarbij de verhuurder benadrukte dat wijzigingen aan de gevel toestemming van de monumentencommissie en overleg met de vereniging van eigenaren (VvE) vereisten.
De huurster was zich niet bewust van de VvE en meende dat zij alleen met de verhuurder afspraken hoefde te maken. Na diverse correspondentie en overleg met betrokken partijen, waaronder de bovenburen, werd een vergunning aangevraagd voor het schilderen van de gevel, maar deze werd later ingetrokken. De huurster vordert uiteindelijk in kort geding dat de verhuurder toestemming verleent voor verschillende aanpassingen aan de buitenzijde van het pand.
De beslissing van de rechtbank.
De kantonrechter oordeelt dat de huurster niet voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat er een spoedeisend belang is bij de gevraagde voorzieningen. De huurster heeft niet onderbouwd dat zij commercieel nadeel ondervindt van het uitblijven van toestemming voor de wijzigingen. De kantonrechter wijst erop dat de huurster al geruime tijd wist dat de verhuurder niet akkoord ging met de veranderingen en pas kort voor de zitting een kort gedingprocedure heeft gestart.
Bovendien meent de kantonrechter dat de gevraagde voorzieningen niet noodzakelijk zijn voor een goede bedrijfsvoering en dat er alternatieven beschikbaar zijn die geen schade aan het monumentale pand opleveren. De kantonrechter wijst ook op het belang van overleg met de bovenburen, aangezien zij eerder betrokken waren bij renovaties aan de voorgevel van het pand.
Zelfs als er wel sprake zou zijn van spoedeisendheid, acht de kantonrechter het niet redelijk om de gevraagde voorzieningen toe te wijzen zonder dat er concrete plannen zijn gepresenteerd. De huurster heeft niet duidelijk gemaakt hoeveel haakjes zij wil plaatsen of op welke wijze zij de vlaggenmast wil bevestigen, wat volgens de verhuurder risico’s met zich meebrengt voor het monumentale pand.
De kantonrechter wijst daarom de vorderingen van de huurster af en veroordeelt haar in de proceskosten van de verhuurder. De rechter raadt partijen aan om in de toekomst beter met elkaar te communiceren over gewenste wijzigingen en voorzieningen aan het pand, aangezien de huurrelatie nog enkele jaren zal voortduren.
Lees de originele uitspraak hier.
Disclaimer: Deze samenvatting is automatisch gegenereerd en kan daardoor fouten bevatten.
Raadpleeg altijd de originele uitspraak.