De zaak in het kort
In deze zaak betreft het een burenconflict dat draait om de vraag of de door de appellant aangebrachte dakramen binnen twee meter van de erfgrens van de geïntimeerden in strijd zijn met artikel 5:50 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek (BW). Dit artikel stelt beperkingen ten aanzien van het hebben van vensters of andere muuropeningen binnen twee meter van de erfgrens, om uitzicht op naburige erven te beperken. De appellant had zonder toestemming van de geïntimeerden dakramen geplaatst, wat tot een hoger beroep leidde nadat de rechtbank eerder oordeelde dat dit in strijd was met de wet. Het gerechtshof Amsterdam bevestigt dit oordeel en bekrachtigt de beslissing van de rechtbank.
Het verloop van het proces en de feiten
De appellant, wonend in Zwitserland, is sinds maart 2020 eigenaar van een pand in Amsterdam. In oktober 2020 diende hij een aanvraag voor een omgevingsvergunning in bij de gemeente Amsterdam om het pand in vier zelfstandige woningen te splitsen, wat in februari 2021 werd goedgekeurd. De omgevingsvergunning benadrukte echter het belang van overleg met buren, conform de regels van het Burgerlijk Wetboek, om problemen te voorkomen.
De geïntimeerden, sinds juli 2021 eigenaars van een maisonnette op de bovenste twee verdiepingen van het aangrenzende pand, maken dagelijks gebruik van hun dak. Echter, in hun afwezigheid in december 2021, liet de appellant twee dakramen plaatsen in zijn zadeldak, wat leidde tot zorgen bij de geïntimeerden over hun privacy. Ondanks gesprekken en correspondentie tussen de partijen, bleef de situatie onopgelost. De geïntimeerden schakelden een advocaat in die de appellant sommeerde om de ramen ondoorzichtig te maken en vast te zetten, wat de appellant weigerde.
Het conflict escaleerde verder toen de appellant bezwaar maakte tegen een dakhuisje dat de geïntimeerden zonder vergunning hadden geplaatst. De gemeente Amsterdam sommeerde de geïntimeerden om het dakhuisje te verwijderen, wat zij uiteindelijk deden na een reeks juridische procedures.
In eerste aanleg hadden de geïntimeerden met succes gevorderd dat de appellant zijn dakramen zou blinden en vastzetten. De appellant was hiertegen in hoger beroep gegaan, met het argument dat de dakramen geen schending van privacy inhielden omdat de geïntimeerden niet bevoegd waren het dak te gebruiken. Dit argument werd echter verworpen.
De beslissing van de rechtbank
Het gerechtshof Amsterdam oordeelde in lijn met de eerdere uitspraak van de rechtbank Noord-Holland. Het hof benadrukte dat artikel 5:50 lid 1 BW duidelijk stelt dat het niet is toegestaan vensters of andere muuropeningen te hebben binnen twee meter van de erfgrens zonder toestemming van de eigenaar van het naburige erf. Aangezien de geïntimeerden geen toestemming hadden gegeven voor de dakramen van de appellant, was de plaatsing daarvan onrechtmatig.
Het hof ging verder in op het argument van de appellant dat de situatie zou vallen onder de uitzondering van artikel 5:50 lid 2 BW. Deze uitzondering geldt als het uitzicht niet verder reikt dan een zich binnen twee meter van de opening bevindende muur. Het hof vond dat er geen sprake was van een dergelijke situatie, omdat de geïntimeerden dagelijks gebruik maakten van hun dak. Het hof wees ook het argument van de appellant af dat de geïntimeerden geen gebruik van het dak mochten maken zonder vergunning of toestemming van de Vereniging van Eigenaren (VvE), aangezien dit een interne kwestie was die de appellant niet aanging.
Naast de beslissing over de dakramen, wees het hof ook de grieven van de appellant af die zagen op de gestelde hinder voor zijn huurders door de aanwezigheid van de geïntimeerden op het dak. Het hof vond dat de appellant deze hinder onvoldoende had onderbouwd en dat eventuele problemen door het blinderen van de ramen inmiddels waren opgelost.
Ten slotte bevestigde het hof de proceskostenveroordeling van de appellant in zowel de eerste aanleg als het hoger beroep, aangezien zijn grieven geen succes hadden. De appellant werd veroordeeld tot betaling van de proceskosten aan de zijde van de geïntimeerden. De uitspraak van het hof onderstreept het belang van het naleven van de wettelijke bepalingen inzake burenrecht en privacy, en bevestigt dat het plaatsen van vensters zonder toestemming in strijd met deze regels kan leiden tot juridische sancties.
Lees de originele uitspraak hier.
Disclaimer: Deze samenvatting is automatisch gegenereerd en kan daardoor fouten bevatten.
Raadpleeg altijd de originele uitspraak.