De zaak in het kort
De rechtbank Rotterdam heeft op 15 augustus 2025 uitspraak gedaan in een zaak tussen een vereniging van eigenaars (VvE) en een lid van die vereniging, hierna aangeduid als [gedaagde]. De VvE had een vordering ingesteld om een extra bijdrage van € 2.916,67 te verkrijgen die [gedaagde] niet had betaald. Daarnaast vorderde de VvE vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten en rente. [gedaagde] was het niet eens met de extra bijdrage en wilde onderbouwing van de kosten, omdat er volgens haar geen werkzaamheden aan haar appartement werden uitgevoerd. De rechtbank oordeelde in het voordeel van de VvE, waarbij [gedaagde] werd veroordeeld tot betaling van de gevorderde bedragen inclusief incassokosten, rente en proceskosten.
Het verloop van het proces en de feiten
De procedure begon met een dagvaarding van de VvE op 30 december 2024. [gedaagde] is eigenaar van een appartement in Rotterdam en daarmee automatisch lid van de VvE. Als lid is zij verplicht om de vastgestelde bijdragen aan de VvE te betalen. De VvE eiste in deze zaak betaling van een extra bijdrage van € 2.916,67, die was vastgesteld vanwege een negatief reservefonds van de vereniging. Dit besluit werd genomen tijdens een vergadering op 7 mei 2024 en de bijdrage werd op 30 mei 2024 aan [gedaagde] gefactureerd met een betalingstermijn van twee weken.
[gedaagde] betwistte de extra bijdrage en vroeg om een onderbouwing, aangezien zij van mening was dat er geen werkzaamheden aan haar appartement werden uitgevoerd. Bovendien wilde de VvE de zaak doorhalen omdat de vordering inmiddels was voldaan, maar [gedaagde] stond erop dat de rechtbank een uitspraak zou doen over de kosten die de VvE vorderde.
De beslissing van de rechtbank.
De rechtbank besloot in het voordeel van de VvE. De rechter stelde vast dat het besluit van de vergadering op 7 mei 2024, waarin werd besloten tot de extra bijdrage, onherroepelijk was geworden omdat [gedaagde] niet binnen de wettelijke termijn bezwaar had gemaakt. Volgens artikel 5:130 van het Burgerlijk Wetboek had [gedaagde] binnen een maand na kennisname van het besluit een verzoek tot vernietiging moeten indienen, wat niet was gebeurd. Het besluit was daardoor definitief en bindend voor [gedaagde].
De kantonrechter verwierp ook het verweer van [gedaagde] dat de VvE werkzaamheden aan haar appartement moest uitvoeren. Zij had niet duidelijk gemaakt welke werkzaamheden nodig waren en waarom dit een reden zou zijn om de betalingsverplichting op te schorten. De vordering van de VvE werd daarom toegewezen.
Daarnaast werd [gedaagde] veroordeeld tot het betalen van buitengerechtelijke incassokosten van € 504,17. Dit bedrag was conform de wettelijke richtlijn en [gedaagde] had geen recht op een hogere vergoeding. De rechtbank kende ook een rente van € 45,42 toe en besloot dat [gedaagde] wettelijke rente over de hoofdsom moest betalen vanaf de dag van de dagvaarding.
De rechtbank veroordeelde [gedaagde] ook in de proceskosten, die aan de kant van de VvE werden begroot op € 1.246,38, bestaande uit diverse kostenposten zoals dagvaardingskosten, griffierecht en salaris voor de gemachtigde van de VvE.
Het vonnis werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat inhoudt dat het direct kan worden uitgevoerd, zelfs als er hoger beroep wordt ingesteld. De rechtbank wees alle andere vorderingen af en concludeerde daarmee de zaak. Deze uitspraak benadrukt de verplichting van VvE-leden om vastgestelde bijdragen te betalen en de gevolgen van het niet tijdig betwisten van besluiten van de VvE.
Lees de originele uitspraak hier.
Disclaimer: Deze samenvatting is automatisch gegenereerd en kan daardoor fouten bevatten.
Raadpleeg altijd de originele uitspraak.