De zaak in het kort
In deze zaak heeft de rechtbank Zeeland-West-Brabant de waarde van een woning beoordeeld, zoals vastgesteld door de heffingsambtenaar van de gemeente Drimmelen. De belanghebbende, eigenaar van de woning, heeft bezwaar gemaakt tegen de vastgestelde WOZ-waarde van € 228.000, omdat hij van mening is dat deze te hoog is. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat de vastgestelde waarde correct is.
Het verloop van het proces en de feiten
De belanghebbende is eigenaar van een appartement in [plaats 2], gekocht op 28 februari 2022 voor € 230.100. De heffingsambtenaar heeft de WOZ-waarde van de woning op de waardepeildatum (1 januari 2022) vastgesteld op € 228.000, wat heeft geleid tot een aanslag in de onroerendezaakbelastingen voor het jaar 2023. Na het indienen van bezwaar tegen deze beschikking verklaarde de heffingsambtenaar het bezwaar ongegrond op 11 januari 2024.
De belanghebbende heeft tegen deze beslissing beroep aangetekend. Hij was niet aanwezig bij de zitting op 3 juli 2025, maar was wel correct uitgenodigd via het systeem Mijn Rechtspraak. Tijdens de zitting heeft de rechtbank vastgesteld dat de belanghebbende tijdig in beroep is gegaan, aangezien de uitspraak op bezwaar mogelijk verkeerd geadresseerd was en pas op 9 juli 2024 aan de belanghebbende correct was bekendgemaakt.
De beslissing van de rechtbank
De rechtbank heeft geoordeeld dat de WOZ-waarde van de woning niet te hoog is vastgesteld. De waarde is bepaald aan de hand van de aankoopprijs van de woning, wat volgens vaste rechtspraak vaak een betrouwbare indicatie is van de marktwaarde rond de waardepeildatum. De rechtbank vond dat de heffingsambtenaar terecht de netto aankoopsom als uitgangspunt had genomen, waarbij rekening is gehouden met het aandeel in het reservefonds van de VvE. De rechtbank verwierp de stellingen van de belanghebbende dat de waarde verder naar beneden moest worden bijgesteld vanwege de overname van roerende goederen en een vermeende waardeontwikkeling tussen de waardepeildatum en de aankoopdatum. Deze stellingen waren onvoldoende onderbouwd met verifieerbare stukken.
De rechtbank heeft ook het verzoek van de belanghebbende om vergoeding van kosten afgewezen, aangezien het beroep ongegrond is verklaard. Dit betekent dat de vastgestelde WOZ-waarde en de bijbehorende aanslag OZB in stand blijven. De belanghebbende heeft geen recht op teruggave van het griffierecht of vergoeding van proceskosten. De uitspraak is op 4 september 2025 openbaar gemaakt en gepubliceerd op rechtspraak.nl.
Indien de belanghebbende het niet eens is met deze uitspraak, kan hij binnen zes weken na de verzenddatum van de uitspraak hoger beroep instellen bij het gerechtshof ‘s-Hertogenbosch. Dit kan zowel digitaal via de website rechtspraak.nl als per post.
Lees de originele uitspraak hier.
Disclaimer: Deze samenvatting is automatisch gegenereerd en kan daardoor fouten bevatten.
Raadpleeg altijd de originele uitspraak.