De zaak in het kort
In deze rechtszaak speelde een geschil tussen een Vereniging van Eigenaars (VvE) en een appartementseigenaar, aangeduid als [gedaagde]. De VvE had aanvankelijk een vordering ingesteld voor de betaling van achterstallige bijdragen ter hoogte van € 12.221,65, inclusief toekomstige VvE-bijdragen. Tijdens de procedure werd de woning van [gedaagde] echter verkocht, en de achterstallige bedragen werden via de notaris voldaan. Hierdoor wijzigde de VvE haar vordering naar een verzoek om alleen de proceskosten vergoed te krijgen. [gedaagde] vond dit onterecht en stelde dat de VvE-bijdragen te hoog waren, en dat hierdoor te veel werd betaald via de notaris. Hij vroeg om gedeeltelijke terugbetaling, maar de rechtbank wees zowel de vordering van de VvE als de tegenvordering van [gedaagde] af.
Het verloop van het proces en de feiten
De procedure begon met een dagvaarding op 9 april 2025, waarin de VvE de rechtbank verzocht om betaling van de openstaande VvE-bijdragen. [gedaagde] had bezwaar gemaakt tegen de hoogte van deze bijdragen, met name vanwege de stookkosten. De afrekeningen van de stookkosten over 2022 en 2023 lieten aanzienlijke teruggaven zien, wat volgens [gedaagde] aantoonde dat hij structureel te veel had betaald.
Gedurende het proces ontving de rechtbank verschillende stukken, waaronder brieven en een proces-verbaal van een mondelinge behandeling die plaatsvond op 1 augustus 2025. Tijdens deze behandeling stelde [gedaagde] dat hij herhaaldelijk had geprobeerd om in overleg te treden met de VvE over de hoogte van de maandelijkse bijdragen, maar dat de VvE niet op deze verzoeken was ingegaan. Uiteindelijk leidde dit tot een situatie waarin de VvE de procedure startte, ondanks dat de woning al te koop stond en de betalingsachterstand via de verkoopopbrengst zou worden verrekend.
De beslissing van de rechtbank
De rechtbank oordeelde dat de VvE de proceskosten nodeloos had veroorzaakt door de zaak voor de rechter te brengen zonder eerst overleg te voeren met [gedaagde]. De kantonrechter stelde vast dat als de VvE had deelgenomen aan een dialoog over de hoogte van de VvE-bijdragen, mogelijk een rechtszaak had kunnen worden vermeden. Er was geen noodzaak voor de VvE om een rechtszaak te starten aangezien de achterstallige betalingen via de verkoop van de woning zouden worden voldaan. Daarom moesten de proceskosten door de VvE zelf worden gedragen.
Wat betreft de tegenvordering van [gedaagde], wees de rechtbank deze af als niet-ontvankelijk. [gedaagde] had nagelaten om deze tegenvordering tijdig in te dienen, namelijk gelijktijdig met zijn conclusie van antwoord. De kantonrechter benadrukte dat een tegenvordering voldoende concreet en duidelijk moet zijn, zodat de andere partij weet waartegen zij zich moet verweren. In dit geval voldeed de tegenvordering hier niet aan. [gedaagde] werd echter de mogelijkheid geboden om een aparte procedure te starten voor zijn vordering tot gedeeltelijke terugbetaling.
De rechtbank besloot uiteindelijk dat beide partijen hun vorderingen zagen afgewezen. Dit vonnis werd op 22 augustus 2025 uitgesproken door mr. T.H. van Voorst Vader, kantonrechter, bijgestaan door mr. V.W. de Leeuw, griffier.
Lees de originele uitspraak hier.
Disclaimer: Deze samenvatting is automatisch gegenereerd en kan daardoor fouten bevatten.
Raadpleeg altijd de originele uitspraak.