De zaak in het kort
De kern van deze zaak betreft een conflict over het recht van doorgang vanuit een kelderruimte in een appartementencomplex naar de openbare weg. De vereniging van eigenaren van de kelderruimte, hierna aangeduid als “de eiseres”, wil dat de eigenaren van de appartementen boven de kelderruimte, aangeduid als “gedaagden 1 tm 3” en “gedaagden 4 tm 6”, toestemming geven voor doorgang over hun perceel. De rechter moet beslissen of er een noodweg aangewezen kan worden op basis van artikel 5:57 van het Burgerlijk Wetboek (BW). De noodweg is noodzakelijk omdat de kelderruimte geen directe toegang heeft tot de openbare weg.
Het verloop van het proces en de feiten
De rechtbank Den Haag behandelt de zaak in eerste aanleg na een eerdere vernietiging van een tussenvonnis door het gerechtshof. De eiseres, een vereniging die de kelderruimte met garageboxen in eigendom heeft, wil dat er een erfdienstbaarheid of noodweg wordt gevestigd over de percelen van de gedaagden om toegang te krijgen tot de openbare weg. De kelderruimte is onderdeel van een appartementencomplex dat oorspronkelijk eigendom was van ABN AMRO Bank en later is opgesplitst in verschillende percelen met diverse eigenaren. De splitsing heeft ertoe geleid dat de kelderruimte geen directe toegang tot de openbare weg meer heeft.
In een eerder vonnis had de rechtbank besloten dat het perceel van een andere gedaagde, aangeduid als “gedaagde 7”, met een noodweg belast moest worden. Deze beslissing werd echter vernietigd door het gerechtshof, dat oordeelde dat de belangenafweging volgens artikel 5:57 BW opnieuw moest worden gemaakt met inachtneming van de wettelijke voorkeur voor het belasten van afgescheiden percelen met een noodweg.
Tijdens de procedure is gebleken dat de gedaagden 1 tm 3 inmiddels zijn verhuisd en geen deel meer uitmaken van de VvE’s, waardoor de vorderingen tegen hen geen belang meer hebben. De eis van de eiseres betreft primair het vestigen van een erfdienstbaarheid, en subsidiair het aanwijzen van een noodweg over de percelen van de gedaagden.
De beslissing van de rechtbank.
De rechtbank oordeelt dat de eiseres geen wettelijke grondslag heeft aangedragen voor de gevorderde erfdienstbaarheid over de percelen van gedaagden 4 tm 6. De subsidiaire vordering om een noodweg aan te wijzen wordt wel toegewezen. Bij de beoordeling van de noodweg moet volgens artikel 5:57 lid 3 BW rekening worden gehouden met de belangen van zowel de eigenaar van het ingesloten erf als die van de belaste erven.
De rechtbank beslist dat de bestaande uitweg aan perceel 1 als noodweg zal worden aangewezen. Dit besluit is genomen op basis van de wettelijke voorkeur om afgescheiden percelen, die eerder toegang gaven tot de openbare weg, als eerste met een noodweg te belasten. De nadelen die gedaagden 4 tm 6 ervaren wegen niet op tegen de nadelen die een noodweg over het perceel van gedaagde 7 met zich zou brengen. Bovendien zijn er mogelijkheden om de nadelen met betrekking tot geluidsoverlast en vervuiling door uitlaatgassen te mitigeren.
De rechtbank geeft de eiseres en gedaagden 4 tm 6 de gelegenheid om zich uit te laten over de schadevergoeding die verschuldigd is voor de aanwijzing van de noodweg. De rechtbank overweegt om een deskundige aan te stellen om de omvang van de schadevergoeding vast te stellen. Tot slot kunnen de eiseres en gedaagden 4 tm 6 zich uitlaten over de voorwaarden die aan het gebruik van de noodweg verbonden moeten worden. De zaak wordt naar de rol verwezen voor verdere afhandeling en nadere beslissingen.
Lees de originele uitspraak hier.
Disclaimer: Deze samenvatting is automatisch gegenereerd en kan daardoor fouten bevatten.
Raadpleeg altijd de originele uitspraak.
