De zaak in het kort
In deze zaak gaat het om een conflict tussen een Vereniging van Eigenaars (VvE) en een appartementseigenaar (gedaagde) over de verwijdering van een zonder toestemming geplaatste aanbouw op een dakterras. De VvE heeft een kort geding aangespannen om de dwangsommen, die eerder waren opgelegd voor het niet verwijderen van de aanbouw, te verhogen. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat de gedaagde inmiddels heeft voldaan aan de veroordeling uit een eerder vonnis en wijst de vordering tot verhoging van de dwangsommen af.
Het verloop van het proces en de feiten
Het proces begon nadat de gedaagde in mei 2020 een aanbouw op het dakterras van haar appartement had geplaatst zonder voorafgaande toestemming van de VvE, zoals vereist volgens de splitsingsakte. De VvE heeft haar verzocht om de aanbouw te verwijderen, wat de gedaagde weigerde. Na een mislukte poging om toestemming te verkrijgen via de kantonrechter, die werd bevestigd door het gerechtshof, besloot de VvE juridische stappen te ondernemen.
In een eerdere bodemprocedure oordeelde de rechtbank Gelderland dat de gedaagde in strijd had gehandeld met de splitsingsakte. De gedaagde werd veroordeeld om de aanbouw binnen 90 dagen te verwijderen, op straffe van een dwangsom van € 500 per dag, met een maximum van € 30.000. In oktober 2024 werd de gedaagde officieel geïnformeerd over het vonnis en de verbeurde dwangsommen via een deurwaarder.
Ondanks de verbeurde dwangsommen en een proces-verbaal van de deurwaarder waarin werd geconstateerd dat de aanbouw niet was verwijderd, volhardde de gedaagde in haar standpunt. In april 2025 verleende de VvE haar bestuur opnieuw een procesvolmacht om de gedaagde te dwingen tot uitvoering van het vonnis. De gedaagde diende een verzoek tot vernietiging van dit besluit in bij de kantonrechter.
In juli 2025 meldde de gedaagde dat de aanbouw was verwijderd en verzocht ze de VvE om het kort geding in te trekken. De VvE stelde echter dat er nog wandpanelen aanwezig waren en vroeg om intrekking van het kort geding onder voorwaarden, waaronder vergoeding van proceskosten en intrekking van het verzoekschrift tot vernietiging van het VvE-besluit. De gedaagde was het hier niet mee eens.
De beslissing van de rechtbank
De rechtbank moest beoordelen of de gedaagde inderdaad had voldaan aan de veroordeling uit het vonnis van juli 2023. De voorzieningenrechter stelde vast dat de VvE ontvankelijk was in haar vorderingen, aangezien zij over een geldige procesvolmacht beschikte. De rechter vond echter geen aanleiding om de dwangsommen te verhogen, omdat de gedaagde inmiddels de aanbouw had verwijderd en het dakterras grotendeels in de oorspronkelijke staat had teruggebracht.
De voorzieningenrechter concludeerde dat de gedaagde aan de veroordeling had voldaan. De rechter wees erop dat de VvE had nagelaten te bewijzen dat het wandpaneel en het keukenblok daadwerkelijk onderdeel uitmaakten van de oorspronkelijke aanbouw. De beschrijving van de aanbouw in het vonnis betrof uitsluitend het frame met de houten constructie die aan de luifel en vloer van het dakterras waren bevestigd. Daarmee was de gedaagde niet nalatig geweest.
De rechtbank besloot om de vordering van de VvE tot verhoging van de dwangsommen af te wijzen en bepaalde dat de proceskosten tussen beide partijen gecompenseerd zouden worden. Dit betekende dat elke partij haar eigen kosten moest dragen, aangezien de VvE het kort geding had doorgezet ondanks dat de gedaagde al aan een groot deel van het vonnis had voldaan.
De uitspraak werd gedaan door mr. K. van Vlimmeren-van Ommen en in het openbaar uitgesproken op 9 september 2025. Deze zaak benadrukt de noodzaak voor appartementseigenaren om zich aan de regels van de splitsingsakte te houden en de gevolgen van het negeren van veroordelingen door de rechterlijke macht.
Lees de originele uitspraak hier.
Disclaimer: Deze samenvatting is automatisch gegenereerd en kan daardoor fouten bevatten.
Raadpleeg altijd de originele uitspraak.




