De zaak in het kort
In deze zaak heeft de rechtbank Rotterdam geoordeeld over een geschil tussen een aannemer, [eiseres] B.V., en een Vereniging van Eigenaren (VvE) met betrekking tot annuleringskosten na een niet tot stand gekomen overeenkomst van aanneming van werk. De aannemer eiste betaling van annuleringskosten ter hoogte van 25% van de aanneemsom, omdat de VvE een eerder gegeven opdracht voor spouwmuurisolatie annuleerde. De rechtbank wees de vordering van de aannemer af, omdat de voorzitter van de VvE niet bevoegd was om zonder goedkeuring van de vergadering van eigenaars een overeenkomst voor het betreffende bedrag aan te gaan.
Het verloop van het proces en de feiten
De procedure begon met een dagvaarding van [eiseres] tegen de VvE, waarin betaling van annuleringskosten werd geëist. De zaak werd behandeld door de kantonrechter van de rechtbank Rotterdam. Tijdens de zitting op 17 januari 2025 waren vertegenwoordigers van beide partijen aanwezig.
Het geschil ontstond na een reeks gebeurtenissen. [eiseres] had in april en mei 2023 offertes uitgebracht voor spouwmuurisolatie in het appartementencomplex dat onder het beheer van de VvE valt. De toenmalige voorzitter van de VvE gaf telefonisch haar akkoord op de offerte en retourneerde de aangepaste offerte digitaal ondertekend aan [eiseres]. In de weken die volgden, werden voorbereidingen getroffen voor de uitvoering van de werkzaamheden. Echter, op 9 juni 2023 meldde de voorzitter telefonisch dat ze de opdracht wilde annuleren, een beslissing die ze kort daarna herhaalde. [eiseres] wees haar op de annuleringskostenclausule in hun algemene voorwaarden.
Later bleek dat de voorzitter van de VvE niet bevoegd was om zelfstandig een overeenkomst van deze omvang aan te gaan. Dit werd duidelijk tijdens een afspraak op locatie op 23 juni 2023, waarbij de VvE verklaarde dat de voorzitter niet gemachtigd was om de offerte te ondertekenen en dat de vergadering van eigenaars hierover nog geen besluit had genomen.
De beslissing van de rechtbank
De rechtbank oordeelde dat er geen overeenkomst tot stand was gekomen tussen [eiseres] en de VvE, omdat de voorzitter niet de benodigde machtiging had van de vergadering van eigenaars om een overeenkomst voor een bedrag van meer dan € 60.000,- aan te gaan. De statuten van de VvE, vastgelegd in een Modelreglement, vereisen goedkeuring van de vergadering voor uitgaven boven € 2.268,-. Er was geen bewijs dat de vergadering een besluit had genomen om van deze regel af te wijken.
De rechtbank stelde dat [eiseres] had moeten verifiëren of de voorzitter van de VvE bevoegd was om de overeenkomst aan te gaan, bijvoorbeeld door de statuten van de VvE te raadplegen. Het gerechtvaardigd vertrouwen dat de voorzitter bevoegd was, kon niet worden aangenomen omdat [eiseres] niet voldoende onderzoek had gedaan naar de bevoegdheden van de voorzitter.
Omdat er geen rechtsgeldige overeenkomst was, waren de annuleringskosten niet verschuldigd. De rechtbank wees daarom de vordering van [eiseres] af en veroordeelde de aannemer in de proceskosten van de VvE. De totale proceskosten werden begroot op € 947,-, inclusief salaris voor de gemachtigde van de VvE en nakosten. Het vonnis werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat het onmiddellijk uitgevoerd kan worden, ongeacht een eventueel hoger beroep.
In essentie benadrukt deze uitspraak het belang van het verifiëren van de bevoegdheden van vertegenwoordigers van rechtspersonen voordat men overeenkomsten aangaat, en de noodzaak voor bedrijven om zich bewust te zijn van de beperkingen die kunnen gelden binnen de bestuursstructuren van hun contractpartijen.
Lees de originele uitspraak hier.
Disclaimer: Deze samenvatting is automatisch gegenereerd en kan daardoor fouten bevatten.
Raadpleeg altijd de originele uitspraak.




