De zaak in het kort
In deze zaak behandelt het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden het hoger beroep over de vaststelling van partneralimentatie na een echtscheiding. De man en de vrouw, die sinds 1992 gehuwd waren, zijn het niet eens met de door de rechtbank Gelderland vastgestelde partneralimentatie. De rechtbank had bepaald dat de man € 2.525,- bruto per maand aan de vrouw moest betalen. Beide partijen zijn in hoger beroep gegaan: de man wil dat het bedrag wordt verlaagd of dat er helemaal geen partneralimentatie wordt toegekend, terwijl de vrouw juist een hoger bedrag wil ontvangen.
Het verloop van het proces en de feiten
Het huwelijk van het stel werd op 13 januari 2025 ontbonden. In eerste aanleg had de rechtbank Gelderland een beschikking gegeven waarin de echtscheiding werd uitgesproken en de man werd verplicht om partneralimentatie te betalen. De man en de vrouw hadden drie kinderen, die inmiddels allemaal meerderjarig zijn.
Beide partijen hebben hoger beroep ingesteld tegen de beslissing van de rechtbank over de partneralimentatie. De man is het niet eens met de vaststelling van de rechtbank en vraagt het hof om de beslissing te vernietigen en het verzoek van de vrouw tot het vaststellen van partneralimentatie af te wijzen. De vrouw daarentegen wil dat het hof bepaalt dat de man een bedrag van € 3.906,- bruto per maand aan haar betaalt.
Tijdens de behandeling van het hoger beroep bij het hof, hebben beide partijen hun standpunten nader toegelicht. De man betwist de door de rechtbank vastgestelde behoefte van de vrouw en stelt dat de rechtbank ten onrechte de hofnorm als vuistregel heeft toegepast. Hij wijst erop dat zijn inkomen sterk kan fluctueren vanwege zijn ondernemerschap en dat de vrouw lage lasten heeft omdat ze in een appartement zonder hypotheek woont. De vrouw daarentegen stelt dat de hofnorm correct is toegepast en dat zij op basis van het luxe leven dat partijen tijdens hun huwelijk leidden, recht heeft op een hoger bedrag. Ze wijst op het vermogen dat tijdens het huwelijk werd opgebouwd en haar beperkte verdiencapaciteit vanwege haar medische toestand.
De beslissing van de rechtbank
Het hof oordeelt dat de hofnorm als vuistregel toegepast mag worden bij het vaststellen van de behoefte van de vrouw. Het hof vindt de door de man aangevoerde argumenten onvoldoende om af te wijken van deze norm. De vrouw heeft voldoende onderbouwd dat partijen tijdens hun huwelijk een luxe levensstijl hadden en dat de hofnorm een representatief beeld geeft van de welstand waaraan zij gewend waren.
Daarnaast overweegt het hof dat de vrouw op basis van haar huidige financiële situatie en haar beperkte verdiencapaciteit behoefte heeft aan een bijdrage van € 5.580,- netto per maand. Echter, gezien de financiële mogelijkheden van de man, die zijn draagkracht niet voldoende heeft onderbouwd, beslist het hof dat de man € 2.689,13 bruto per maand aan de vrouw moet betalen. De man heeft onvoldoende inzicht gegeven in zijn financiële situatie, waardoor het hof geen andere conclusie kan trekken dan dat zijn draagkracht zoals vastgesteld door de rechtbank correct is.
Het hof bekrachtigt de beschikking van de rechtbank Gelderland betreffende de partneralimentatie, met een aanpassing van het te betalen bedrag door indexering. De man moet vanaf 13 januari 2025 een bedrag van € 2.689,13 per maand aan de vrouw betalen, en deze verplichting is uitvoerbaar bij voorraad. Andere verzoeken van beide partijen worden door het hof afgewezen.
Lees de originele uitspraak hier.
Disclaimer: Deze samenvatting is automatisch gegenereerd en kan daardoor fouten bevatten.
Raadpleeg altijd de originele uitspraak.




