De zaak in het kort
Deze zaak betreft de verlening van een omgevingsvergunning aan een bedrijf in Den Haag voor de verbouwing en uitbreiding van hun distributiecentrum. De vergunning dekt de uitbreiding van verschillende delen van het pand en veranderingen aan de gevel. Twee Verenigingen van Eigenaars (VVE’s) hebben bezwaar gemaakt tegen deze vergunning vanwege zorgen over de parkeer- en verkeerssituatie. De rechtbank heeft de bezwaren onderzocht en geoordeeld dat de vergunning rechtmatig is verleend en dat de uitbreiding niet leidt tot onaanvaardbare verkeersproblemen.
Het verloop van het proces en de feiten
Op 13 december 2022 verleende het college van burgemeester en wethouders van Den Haag een omgevingsvergunning voor de verbouwing en uitbreiding van een distributiecentrum op het bedrijventerrein. De uitbreiding omvatte een vergroting van de faciliteiten aan de noordwest- en zuidoostzijde van het pand en aanpassingen aan de gevel. Het college baseerde zijn besluit op de naleving van het bestemmingsplan en andere wettelijke eisen, zoals het Bouwbesluit 2012.
Op 31 oktober 2023 werd het oorspronkelijke besluit gehandhaafd, met een aanvullende motivering. De VVE’s, als eisers, dienden vervolgens een beroep in tegen dit besluit, waarin ze betoogden dat de uitbreiding tot onevenredige problemen zou leiden op het gebied van verkeer en parkeren. Het college verdedigde zich door te stellen dat het bouwplan niet in strijd was met het bestemmingsplan en dat de benodigde parkeerplaatsen op eigen terrein konden worden gerealiseerd.
Tijdens de zitting op 10 juni 2025 hebben beide partijen hun standpunten nader toegelicht. De rechtbank heeft de argumenten van beide partijen gewogen en geconcludeerd dat de bezwaren van de VVE’s ongegrond waren.
De beslissing van de rechtbank
De rechtbank heeft geoordeeld dat de verleende vergunning in overeenstemming is met het recht en dat er geen sprake is van strijd met de ruimtelijke ordening. De rechtbank oordeelde dat de uitbreiding binnen de perceelsgrenzen blijft en dat de parkeer- en verkeerssituatie door de uitbreiding niet onaanvaardbaar zou verslechteren. De vergunning voldoet aan de geldende parkeernormen, en er is voldoende ruimte voor laden en lossen op het terrein, wat de verkeersveiligheid waarborgt.
De rechtbank heeft ook overwogen dat de bezwaren met betrekking tot de verwachte verkeers- en parkeerproblemen niet relevant waren in de context van de vergunde uitbreiding, aangezien deze gevolgen voornamelijk betrekking hadden op de uitbreiding die binnen het bestemmingsplan was toegestaan. De bezwaren van de VVE’s werden dan ook afgewezen, en het beroep werd ongegrond verklaard.
De beslissing betekent dat de VVE’s het griffierecht niet terugkrijgen en geen vergoeding van proceskosten ontvangen. Zij kunnen nog in hoger beroep gaan bij de Raad van State als zij het met deze uitspraak oneens zijn, binnen zes weken na verzending van de uitspraak.
Lees de originele uitspraak hier.
Disclaimer: Deze samenvatting is automatisch gegenereerd en kan daardoor fouten bevatten.
Raadpleeg altijd de originele uitspraak.



