De zaak in het kort
In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag zich gebogen over een geschil tussen Badhuiskade B.V. en Stichting Arcade Mensen en Wonen. Het centrale punt van het conflict betreft een wijziging in de stemverhoudingen binnen een Vereniging van Eigenaren (VvE) die volgde op de verkoop van een bedrijfsruimte en parkeerplaatsen door Arcade aan Badhuiskade. Badhuiskade beweert dat zij niet de meerderheid van stemrechten heeft verkregen die zij destijds dacht te kopen, omdat Arcade zonder hun medeweten de stemverdeling in de splitsingsakte heeft gewijzigd. Badhuiskade heeft daarom de rechtbank verzocht om voorlopige bewijsverrichtingen, waaronder een getuigenverhoor, om hun juridische positie te bepalen voor een mogelijke toekomstige rechtszaak tegen Arcade.
Het verloop van het proces en de feiten
De procedure startte met een verzoekschrift van Badhuiskade, waarin zij de rechtbank verzocht om een voorlopig getuigenverhoor en om Arcade te bevelen afschriften van bepaalde documenten te verstrekken. Arcade heeft hiertegen verweer gevoerd. Volgens de feiten in het geding hebben Arcade en Badhuiskade op 28 november 2018 een koopovereenkomst gesloten voor een bedrijfsruimte en parkeerplaatsen. Na deze koopovereenkomst heeft Arcade op 26 februari 2019 de splitsingsakte van de VvE gewijzigd, wat de stemverhoudingen beïnvloedde. De levering van de rechten vond plaats op 26 april 2019.
Badhuiskade stelt dat zij rechten heeft gekocht die een meerderheid van stemmen binnen de VvE vertegenwoordigden, maar dat door de wijziging van de splitsingsakte deze meerderheid niet meer bestaat. Arcade zou hiervan op de hoogte zijn geweest, maar heeft desondanks de wijziging doorgevoerd zonder instemming van Badhuiskade. Badhuiskade overweegt juridische stappen te nemen en wil met het voorlopig getuigenverhoor de feiten ophelderen en hun positie in de eventuele rechtszaak versterken.
Arcade heeft zich tegen het verzoek verzet en aangevoerd dat Badhuiskade wel degelijk op de hoogte was van de wijziging, verwijzend naar een e-mail van 17 oktober 2018. Badhuiskade betwist echter dat deze e-mail de wijziging van de stemverhoudingen werkelijk heeft gecommuniceerd.
De beslissing van de rechtbank
De rechtbank heeft het verzoek van Badhuiskade voor een voorlopig getuigenverhoor toegewezen. De rechtbank oordeelde dat het getuigenverhoor kan bijdragen aan de opheldering van de feiten, met name of Badhuiskade al dan niet was ingelicht over de wijziging van de stemverhoudingen en of Arcade zich bewust was van het belang van deze verhoudingen voor Badhuiskade. Hoewel Arcade argumenteerde dat Badhuiskade al op de hoogte was van de wijziging, vond de rechtbank dat het bewijs hiervoor niet overtuigend genoeg was.
Het verzoek van Badhuiskade om Arcade te bevelen bepaalde documenten af te geven werd echter afgewezen. De rechtbank oordeelde dat Badhuiskade onvoldoende belang heeft bij deze documenten, aangezien Arcade erkende dat bepaalde correspondentie niet aan Badhuiskade was verstrekt en de reeds verstrekte e-mail onvoldoende bewijs vormde van de kennisgeving aan Badhuiskade.
De rechtbank heeft verder bepaald dat beide partijen hun eigen proceskosten moeten dragen, gezien het gemengde resultaat van het verzoek. Badhuiskade moet binnen twee weken na de uitspraak een afschrift van de beschikking aan Arcade verstrekken en beide partijen moeten hun beschikbare data voor de komende vier maanden aan de rechtbank doorgeven voor het plannen van het getuigenverhoor. Het verhoor zal plaatsvinden in het Paleis van Justitie te Den Haag, onder toezicht van een nog te benoemen rechter-commissaris. Tot slot heeft de rechtbank de beschikking uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat deze onmiddellijk in werking treedt en niet hoeft te wachten op een eventueel hoger beroep.
Lees de originele uitspraak hier.
Disclaimer: Deze samenvatting is automatisch gegenereerd en kan daardoor fouten bevatten.
Raadpleeg altijd de originele uitspraak.




