De zaak in het kort
In deze zaak heeft de Vereniging van Eigenaren (VvE) van een nieuwbouwproject een geschil met het bouwbedrijf dat verantwoordelijk was voor de bouw. De VvE heeft geklaagd over de kwaliteit van de buitenkozijnen, -deuren en -ramen, die volgens hen ondeugdelijk zijn. Het bouwbedrijf heeft eerder herstelwerkzaamheden uitgevoerd, maar volgens de VvE zijn deze niet voldoende geweest. De VvE eist vervanging van deze onderdelen, terwijl het bouwbedrijf stelt dat reparatie voldoende is. De rechtbank moet beslissen of het bouwbedrijf toerekenbaar tekort is geschoten in de nakoming van de overeenkomst en wat de gevolgen daarvan zijn.
Het verloop van het proces en de feiten
De zaak begon met een dagvaarding van de VvE, waarin zij klaagde over de gebrekkige kwaliteit van de door het bouwbedrijf geleverde buitenkozijnen, -deuren en -ramen. De VvE had al tijdens de bouw scheuren in het hout geconstateerd en hierover geklaagd. Ondanks toezeggingen van de architect dat de kwaliteit voldoende zou zijn, bleven de problemen bestaan na oplevering van de woningen en algemene ruimtes.
Een bouwkundig adviesrapport van VvE-Belang concludeerde dat de kozijnen niet deugdelijk waren en stelde voor deze te vervangen, tenzij nader onderzoek iets anders zou uitwijzen. Het bouwbedrijf voerde herstelwerkzaamheden uit, maar de VvE bleef ontevreden en eiste vervanging. Een rapport van PlanGarant bevestigde dat er structurele problemen waren en adviseerde vervanging.
De VvE bleef aandringen op vervanging, maar het bouwbedrijf stelde dat reparatie voldoende was. Uiteindelijk werd een onafhankelijk onderzoek uitgevoerd door het Bureau voor Bouwpathologie, dat de VvE gelijk gaf en vervanging aanbeval. De kosten voor vervanging werden geschat op € 126.000 exclusief btw.
Tijdens de mondelinge behandeling hebben beide partijen hun standpunten toegelicht. De VvE vorderde primair dat het bouwbedrijf de gebreken zou herstellen door vervanging van de kozijnen, ramen en deuren, met een dwangsom bij niet-naleving. Subsidiair vroeg de VvE om schadevergoeding. Daarnaast vorderde de VvE vergoeding van deskundigen- en buitengerechtelijke kosten.
Het bouwbedrijf verweerde zich door te stellen dat er sprake was van achterstallig onderhoud en dat de vorderingen van de VvE verjaard waren. Zij stelden dat vervanging onnodig was en dat reparatie voldoende zou zijn.
De beslissing van de rechtbank
De rechtbank oordeelde dat het bouwbedrijf tekortgeschoten was in de nakoming van de overeenkomst. De rechtbank verwierp het verweer van het bouwbedrijf dat de vorderingen verjaard waren en dat achterstallig onderhoud de oorzaak was van de gebreken. De rechtbank vond dat de VvE gerechtvaardigd had geklaagd over de kwaliteit van de buitenkozijnen en dat het bouwbedrijf onvoldoende had gedaan om de problemen op te lossen.
De rechtbank wees de primaire vordering van de VvE toe en veroordeelde het bouwbedrijf om binnen drie maanden na het vonnis de buitenkozijnen, -ramen en (nog niet vervangen) -deuren te vervangen en te schilderen, en eventuele schade aan de muren te herstellen. De rechtbank wees het verzoek om een dwangsom af, aangezien het bouwbedrijf niet weigerachtig was geweest om het probleem aan te pakken.
De rechtbank kende ook de gevorderde deskundigenkosten en buitengerechtelijke kosten toe, inclusief de wettelijke rente. Het bouwbedrijf werd veroordeeld in de proceskosten van de VvE, begroot op een totaal van € 11.045,04, inclusief nakosten. Het vonnis werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat de VvE de uitvoering van het vonnis kon afdwingen, zelfs als het bouwbedrijf in hoger beroep zou gaan.
Kortom, de rechtbank stelde de VvE in het gelijk en verplichtte het bouwbedrijf tot vervanging van de ondeugdelijke onderdelen van het nieuwbouwproject, waarbij het belang van de VvE bij deugdelijk en kwalitatief goed opgeleverde nieuwbouw werd onderstreept.
Lees de originele uitspraak hier.
Disclaimer: Deze samenvatting is automatisch gegenereerd en kan daardoor fouten bevatten.
Raadpleeg altijd de originele uitspraak.




