De zaak in het kort
In deze zaak is een geschil ontstaan tussen een huurster, hierna aangeduid als [eiser], en de woningcorporatie Stichting Woonstichting Thuis, hierna aangeduid als Thuis. De kwestie betreft een huurwoning die onbewoonbaar is geworden door een brand. [eiser] heeft een kort geding aangespannen waarin zij eist dat Thuis de woning binnen vier maanden herstelt en beschikbaar stelt. Daarnaast vordert zij vervangende woonruimte zodra ze het ziekenhuis verlaat. De kantonrechter heeft de vordering afgewezen, omdat er geen spoedeisend belang is.
Het verloop van het proces en de feiten
De procedure begon met een dagvaarding op 2 juli 2025, waarin [eiser] met bijgevoegde producties haar eisen kenbaar maakte. Thuis reageerde met eigen producties en betwiste het spoedeisende karakter van de vordering. De mondelinge behandeling vond plaats op 14 augustus 2025, tegelijkertijd met de behandeling van een gerelateerde bodemprocedure. Tijdens de zitting werden standpunten in beide procedures besproken.
[eiser] huurt sinds april 2024 een woning van Thuis, die is aangepast vanwege haar rolstoelafhankelijkheid. In februari 2025 brak er brand uit in de woning, waardoor deze onbewoonbaar werd. Op dat moment verbleef [eiser] in het ziekenhuis voor een operatie en revalidatie. [eiser] wil na haar revalidatie terugkeren naar de woning, die nog niet hersteld is. Het appartement behoort tot een complex dat wordt beheerd door een Vereniging van Eigenaren (VvE), die een opstalverzekering heeft voor het complex. Er is een plan van aanpak voor de herstelwerkzaamheden, maar de kosten zijn nog onbekend en de verzekeraar heeft nog geen akkoord gegeven.
Thuis betwistte de spoedeisendheid van de zaak, omdat [eiser] nog geen duidelijkheid gaf over wanneer zij het ziekenhuis zou verlaten. Bovendien wees Thuis erop dat vervangende woonruimte beschikbaar is bij NEOS in Eindhoven en dat er binnen afzienbare tijd een uitspraak in de bodemprocedure zou volgen.
De beslissing van de rechtbank
De kantonrechter oordeelde dat er geen spoedeisend belang was. [eiser] had namelijk verklaard dat zij nog minstens twaalf weken in het ziekenhuis zou blijven vanwege een niet-geslaagde operatie en een daaropvolgende revalidatie. Zelfs als er sprake was van spoedeisendheid, woog het belang van Thuis om niet direct tot herstelwerkzaamheden over te gaan zwaarder. Er was namelijk nog geen duidelijkheid over de verzekeringsuitkering en de kosten van de werkzaamheden, terwijl [eiser] voorlopig nog in het ziekenhuis zou verblijven.
De vorderingen van [eiser] werden daarom afgewezen. Zij werd veroordeeld tot het betalen van de proceskosten aan de zijde van Thuis, vastgesteld op € 678,00, te vermeerderen met de kosten van betekening indien niet tijdig betaald. Het vonnis werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat het direct kan worden uitgevoerd ondanks eventueel hoger beroep.
Deze uitspraak illustreert het belang van een spoedeisend belang in kort geding procedures en de afweging die rechters maken tussen de belangen van beide partijen. Ondanks de persoonlijke omstandigheden van [eiser] achtte de kantonrechter de eisen onvoldoende urgent in het licht van de omstandigheden.
Lees de originele uitspraak hier.
Disclaimer: Deze samenvatting is automatisch gegenereerd en kan daardoor fouten bevatten.
Raadpleeg altijd de originele uitspraak.




