De zaak in het kort
De Rechtbank Midden-Nederland heeft op 14 augustus 2025 een mondeling vonnis uitgesproken in een zaak tussen de Vereniging van Eigenaars (VvE) en een besloten vennootschap, aangeduid als [gedaagde]. De kern van de zaak betreft de betaling van achterstallige ledenbijdrages aan de VvE. De VvE eiste betaling van openstaande bedragen en toekomstige bijdragen, terwijl de gedaagde een tegenvordering had ingediend voor reparatie van daklekkages. Uiteindelijk is [gedaagde] veroordeeld om de openstaande bedragen te betalen, terwijl de tegenvordering werd ingetrokken.
Het verloop van het proces en de feiten
De procedure begon met een dagvaarding op 3 februari 2025, waarin de VvE betaling eiste van € 3.255,01 aan achterstallige ledenbijdrages tot en met augustus 2025, plus wettelijke rente en buitengerechtelijke incassokosten. Daarnaast vroeg de VvE om een veroordeling voor toekomstige bijdragen indien deze niet tijdig betaald zouden worden. De gedaagde, een besloten vennootschap, diende een tegenvordering in waarin werd geëist dat de VvE binnen drie maanden daklekkages zou herstellen, op straffe van een dwangsom.
Tijdens de mondelinge behandeling op 14 augustus 2025 waren vertegenwoordigers van beide partijen aanwezig. Namens de VvE waren de VvE-beheerder en andere vertegenwoordigers aanwezig, ondersteund door hun gemachtigde BoitenLuhrs incasso gerechtsdeurwaarders. De directeur-eigenaar van [gedaagde] was ook aanwezig, bijgestaan door hun advocaat mr. Swart.
Tijdens de zitting werd geprobeerd om tot een schikking te komen, maar dit lukte niet. Daarom werd besloten tot een mondelinge uitspraak door de kantonrechter.
De beslissing van de rechtbank
In de uitspraak bevestigde de kantonrechter dat [gedaagde] de eigenaar is van een appartementsrecht en daardoor van rechtswege lid van de VvE. Er was een achterstand van € 3.255,01 aan ledenbijdrages vastgesteld. De kantonrechter oordeelde dat [gedaagde] tekortschiet in de tijdige betaling van deze bijdragen. Het verweer van [gedaagde] dat er sprake zou zijn van opschorting van de betalingsverplichting vanwege daklekkages werd verworpen, omdat onvoldoende bewijs was geleverd voor het verband met de betalingsachterstand. Daarom werd de vordering van de VvE tot betaling van de achterstallige bijdragen toegewezen, inclusief de wettelijke rente en incassokosten.
Voor wat betreft de toekomstgerichte vordering van de VvE om [gedaagde] te veroordelen tot betaling van toekomstige ledenbijdrages, oordeelde de kantonrechter dat deze vordering werd afgewezen. De verplichting om ledenbijdragen te betalen vloeide voort uit het lidmaatschap van de VvE en was al geregeld in de wet.
In de reconventie had [gedaagde] een vordering ingediend voor het herstel van daklekkages door de VvE, maar deze vordering werd tijdens de mondelinge behandeling ingetrokken en hoefde derhalve niet verder beoordeeld te worden.
Ten aanzien van de proceskosten in conventie werd [gedaagde] als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij veroordeeld tot betaling van de proceskosten van de VvE, begroot op € 1.329,07. Dit bedrag bestond uit kosten voor de dagvaarding, verschotten, griffierecht, salaris van de gemachtigde en nakosten. De veroordeling werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard, zodat het vonnis kon worden uitgevoerd ondanks een eventueel hoger beroep.
In reconventie werden de proceskosten gecompenseerd, wat betekent dat beide partijen hun eigen kosten droegen.
Deze zaak benadrukt het belang van tijdige betaling van ledenbijdrages door appartementseigenaren aan hun VvE en de gevolgen die kunnen voortvloeien uit nalatigheid hierin. Ook laat het zien dat tegenvorderingen, zoals voor herstelwerkzaamheden, zorgvuldig moeten worden onderbouwd en tijdig moeten worden gepresenteerd om kans van slagen te hebben in de rechtbank.
Lees de originele uitspraak hier.
Disclaimer: Deze samenvatting is automatisch gegenereerd en kan daardoor fouten bevatten.
Raadpleeg altijd de originele uitspraak.




