De zaak in het kort
In deze zaak betrof het een geschil tussen [eiseres], handelend onder een handelsnaam, en SSOMM B.V., een bedrijf gevestigd in Capelle aan den IJssel. De zaak werd behandeld door de Rechtbank Rotterdam. [Eiseres] had renovatiewerkzaamheden uitgevoerd aan de gevels van een monumentaal appartementencomplex en heeft hiervoor facturen gestuurd naar SSOMM. Echter, SSOMM heeft een bedrag van € 11.708,80 onbetaald gelaten. [Eiseres] vorderde in de procedure dat SSOMM het openstaande bedrag, vermeerderd met wettelijke handelsrente en buitengerechtelijke incassokosten, betaalt. SSOMM voerde verweer en stelde dat er een afspraak was gemaakt voor een 50/50 verdeling van de kosten en opbrengsten van de werkzaamheden, en dat zij daarom al meer aan [eiseres] betaald hadden dan verschuldigd was. SSOMM vorderde in reconventie dat [eiseres] een bedrag van € 847,33 aan hen zou betalen.
Het verloop van het proces en de feiten
De procedure begon met een dagvaarding door [eiseres] op 27 september 2024 en omvatte verschillende processtukken en mondelinge behandelingen. SSOMM betwistte de vordering van [eiseres] en stelde dat er een geschil was met hun opdrachtgever, de Vereniging van Eigenaars Westerkade (VvE), over meerwerk en de kosten daarvan. Tijdens een mondelinge behandeling op 24 januari 2025 werden er afspraken gemaakt tussen [eiseres] en SSOMM om het geschil op te lossen. Deze afspraken hielden in dat SSOMM een bedrag van € 5.275,00 in maandelijkse termijnen zou betalen aan [eiseres]. Bovendien zou SSOMM informatie verstrekken over de stand van zaken in hun procedure tegen de VvE. Echter, SSOMM kwam de betalingsregeling niet na en betaalde slechts één termijn van € 1.000,-.
SSOMM diende op 18 februari 2025 een uitgebreide akte in waarin zij opnieuw haar verweer tegen de vordering en tegenvordering van [eiseres] uiteenzette. Ondanks de afspraken, bleek uit door SSOMM overgelegde stukken dat er een regeling met de VvE was getroffen, waarbij de VvE € 13.000,- aan SSOMM betaalde. In haar akte van 10 juni 2025 bevestigde [eiseres] dat SSOMM slechts één betaling had verricht. Hierdoor verviel de betalingsregeling en bleef SSOMM het volledige bedrag verschuldigd.
De beslissing van de rechtbank
De kantonrechter oordeelde dat SSOMM de afspraken niet was nagekomen en daarom het volledige gevorderde bedrag van € 11.708,80, vermeerderd met wettelijke handelsrente en buitengerechtelijke incassokosten, verschuldigd was aan [eiseres]. De kantonrechter wees de tegenvordering van SSOMM af en veroordeelde SSOMM tot betaling van de proceskosten van € 1.995,42 aan [eiseres]. Het vonnis werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat het vonnis onmiddellijk kon worden uitgevoerd, ondanks een eventuele hoger beroep. De rechtbank wees de vordering van SSOMM in reconventie af, mede omdat de gemaakte afspraken tijdens de zitting als bindend werden beschouwd en niet door misverstand of voorbarigheid tot stand waren gekomen. SSOMM werd veroordeeld om de proceskosten te betalen, aangezien zij zowel in conventie als in reconventie in het ongelijk was gesteld. De kantonrechter bekrachtigde hiermee de stelling dat de afspraken onder punt 1 van het proces-verbaal bindend waren en dat SSOMM door niet-nakoming hiervan de volledige verantwoordelijkheid droeg voor de verschuldigde bedragen aan [eiseres].
Lees de originele uitspraak hier.
Disclaimer: Deze samenvatting is automatisch gegenereerd en kan daardoor fouten bevatten.
Raadpleeg altijd de originele uitspraak.




